De beste Australische gedichten (3) John Tranter - Little Dog (2010)

Kees_op_zondag_small
Afgelopen jaar was ik bij een poëzie-avond waarop Tranter Little Dog voorlas. Het gedicht bleek duidelijk een publiekslieveling en het zou me niet verbazen als het in de komende jaren uit zou groeien tot een festivalsucces.



There you are, your paws on my knees,
your head tilted to one side. You gaze at me
with that puzzled look, your eyes full of
loyalty and complicated queries.
That cat I chased yesterday, where is it?
Who is that stranger? What's that scent?
Can we go for a walk now, and explore
the paths that wind through the park by the bay?


Wise creature, you know where that bone
is buried, where the rats hide in their burrow
by the water, why the cat fears you.
You know many subtle facts, old friend,
except for one sad particular: how
brief a time we have left together.


Ik geef direct mijn vertaling:

Kleine Hond

Daar ben je, je poten op mijn knieën,
je kop schuin geheld. Je kijkt me aan
met die peinzende blik, je ogen vol van
trouw en ingewikkelde vragen.
Die kat die ik gisteren opjoeg, waar is hij?
Wie is die vreemde? Wat is die geur?
Gaan we nu wandelen, en de paden
verkennen die kronkelen door het park bij het water?


Wijs schepsel, jij weet waar dat bot
is begraven, waar de ratten zich verschuilen in hun hol
bij het water, waarom de kat uit je buurt blijft.
Je weet veel subtiele feiten, oude vriend,
behalve één triest gegeven: hoe
kort de tijd is die ons samen nog rest.


John Tranter is een van de belangrijkste Australische dichters van de late twintigste eeuw. De omvangrijke overzichtsbundel Urban Myths uit 2006, met 210 gedichten uit het werk dat Tranter sinds de vroege jaren '70 heeft gepubliceerd, leek een aankondiging dat nu Tranter de 70 nadert, hij zijn poëzie-activiteiten op een wat lager pitje zou zetten, maar dat is absoluut niet het geval, verre daarvan. Zo is Tranter de initiatiefnemer van het online poëzie tijdschrift Jacket, waarmee hij inmiddels zeer terecht een goede reputatie heeft opgebouwd. Het Britse dagblad The Guardian kroonde Jacket 'the Prince of online magazines'. Daarnaast verscheen afgelopen jaar de algemeen zeer lovend ontvangen 22e bundel van Tranter, Starlight, met maar liefst 150 gedichten, waarvan Little Dog er een is.

In de zogenaamde 'poetry wars' van het Australië van de jaren '70, tekende er zich een soort dichtersvete af tussen twee van de belangrijkste Australische dichters van de afgelopen decennia, Tranter en de Australische Nobelprijskandidaat Les Murray. De dichter Geoffrey Lehmann omschreef het in zijn recensie van Starlight in The Australian treffend als urban-chic radicals (Tranter) tegenover agrarian populist conservatives (Murray). Ik heb het idee dat die zogenaamde vete door beide dichters ook een beetje wordt gevoed, want naar Europese of Amerikaanse maatstaven gemeten ligt hun werk heel wat minder uit elkaar dan je uit die woorden zou verwachten. In een bespreking van Urban Myths in The Australian werd de dichterscarrière van Tranter treffend omschreven als 'a career that has segued between the jarringly experimental and the soothingly familiar'. Daarnaast hebben de, wat je zou kunnen noemen 'hermetische' en 'obscure' postmoderne experimenten die naast toegankelijke gedichten zeker in het vroege werk van Tranter konden worden aangetroffen, meer en meer plaatsgemaakt voor een zeer directe en toegankelijke poëzie, zoals het hier geciteerde gedicht mooi toont. Niet voor niets beweerde Tranter in een interview in de vroege jaren '90 dat 'poëzie bedoeld is om door andere mensen te worden gelezen'. Misschien zijn niet alle dichters het daarmee eens, maar ik vind het een mooie gedachte. Het tekent voor mij ook het onpretentieuze karakter dat me zo aantrekt in de Australische poëzie. Niet voor niets zei Tranter nog niet zo lang geleden 'the older I get, the more Australian I become'.

Het werk zelf mag dan vrij traditioneel lijken - en Starlight bevat een keur aan prachtige, goed leesbare gedichten, meest in de niet-rijmende sonnetvorm - Tranter blijft het wel leuk vinden wat te experimenteren met zijn werk. Zo is ongeveer de eerste helft van de bundel ontstaan door gedichten van Rimbaud, Mallarmé, Baudelaire en Verlaine door de vertaalmachine te halen, waarna Tranter er zijn eigen gedichten van maakte. Sommige experimenten, zoals een variatie op T.S. Eliot's Four Quartets, zijn weinig geslaagd te noemen, maar daar staat in deze uitgebreide bundel veel moois tegenover. Het beste werk vinden we in het tweede deel, een reeks sonnetten zonder rijm, naar eigen zeggen als 'antwoord en reactie' op Baudelaire's De Bloemen van het Kwaad. Die inspiratiebron zien we vooral in de thematiek, waarin dood en verval vaak een hoofdrol spelen, zoals in dit prachtige, directe en simpele gedicht. Natuurlijk is het gegeven niet echt opbeurend, maar de milde toon en integere aanpak maken het voor mij zo treffend en ontroerend.

Afgelopen jaar was ik bij een poëzie-avond waarop Tranter Little Dog voorlas. Het gedicht bleek duidelijk een publiekslieveling en het zou me niet verbazen als het in de komende jaren uit zou groeien tot een festivalsucces.

1 opmerking:

  1. Idd, een gedicht dat iedereen, hondenliefhebber of niet, wel aanspreekt!

    BeantwoordenVerwijderen