Moliѐre, tijdloos theaterdier

De zeventiende-eeuwse Franse toneelschrijver Moliѐre (artiestennaam van Jean-Baptiste Poquelin - 1622-1673) is het laatste decennium niet veel gespeeld in Nederland. Dit seizoen worden er maar liefst vier stukken van hem gebracht. Waarom worden zijn komedies weer op het repertoire genomen? Ook in het buitenland trouwens.
We associëren zijn werk al gauw met kluchtige blijspelen, waarin het gaat om talloze verkleedpartijen, verstoppertje spelen, persoonsverwisselingen, brieven voor de een bedoeld maar door de ander gelezen, kortom met voortdurende verwarring en kluchtige misverstanden. Maar zijn stukken zijn meer dan dat.

Moliѐre
Als puber neemt Moliѐre (clandestien) les bij Tibrio Fiorelli, leider van een commedia dell’arte troupe in Parijs. Op zijn 22ste kiest hij definitief voor het theater, nadat hij Madeleine Béjart heeft zien spelen. Hij sluit zich aan bij haar gezelschap (L’Illustre Théâtre) en zij wordt zijn levensgezellin. Door een verkeerde repertoirekeuze (tragedies) en torenhoge schulden gaat het gezelschap op de fles. Als leider wordt Moliѐre aansprakelijk gesteld en hij belandt in de gevangenis. Eenmaal op vrije voeten reist hij Madeleine achterna die met het gezelschap door Frankrijk trekt. Het is dan 1645. Ze sluiten zich aan bij de troupe van Duparc en spelen – onder bescherming van de vorst van Conti – twaalf jaar lang komedies waaronder de eerste stukken van Moliѐre. Hij ontwikkelt typische commedia dell’arte personages (waaronder de knecht Sganarelle), schrijft flitsende drie-acters in een bij het publiek geliefd gooi-en-smijtwerk-genre met briljante dialogen en neemt de leiding van de troupe over.

Het Theatre du Soleil van Ariane Mnouchkine heeft in 1977 een prachtige film (Moliѐre ou la vie d'un honnête homme), later ook uitgegeven op dvd, gemaakt. In de proloog laat een zieke en hoestende Moliѐre zich kleden voor zijn hoofdrol in de vierde voorstelling van zijn stuk Le malade imaginaire (De ingebeelde zieke). Tijdens de voorstelling zal hij onwel worden. Hij sterft nog diezelfde nacht. Het is dan 1673. Moliѐre speelt dan al weer 15 jaar aan het hof van Lodewijk XIV (de Zonnekoning), waar hij een eigen theaterruimte heeft gekregen, eerst Petit Bourbon (dat hij deelt met de Italiaanse komedianten van zijn oude leermeester Fiorelli) later Palais Royal.

De Parijse jaren hebben hem roem gebracht maar ook verbittering en rellen (vooral rondom zijn stuk Tartuffe). Eén van zijn twee kinderen is gestorven. Op zijn veertigste (1662) verruilt hij Madeleine voor haar dochter (of zuster – daarover wordt nog steeds getwist) Armande. Met beiden heeft hij een problematische verhouding. Armande bedriegt hem met verve, o.a. met de rijzende ster Baron over wie Theun de Vries een mooie roman schreef. Wanneer Moliѐre in zijn 51ste levensjaar sterft (Madeleine is een jaar eerder gestorven), moeten Armande en Baron de koning smeken om de schrijver- acteur-regisseur-impressario in gewijde aarde te mogen begraven. Al een jaar later vindt grafschennis plaats. Moliѐres lijk verdwijnt in het naamloze gat voor onschuldigen, het Cimétiѐre des Innocents. Het lijkt een ironische wending van het lot: Moliѐre in het massagraf van de onschuldigen. Later is daar de Parijse hoerenbuurt bovenop gebouwd.

In augustus en september jl. was de reprise van een in 2009 met veel succes gespeelde versie van De ingebeelde zieke in de regie van Jos Thie. Deze bracht de komedie over de hypochonder Argan (Paul Kooij) die verslaafd is aan de medische wetenschap, in slapsticktraditie , met een hoofdrol voor Loes Luca en Mini en Maxi als quasikomische sidekicks. Thie had er een heel spektakel van gemaakt met toneel, opera, dans, mime en muziek, uitgevoerd door veertien barokmusici. Volgens de regisseur geheel in de geest van de schrijver, die in zijn tijd ook de grenzen tussen theaterdisciplines slechtte en zijn stukken, vooral de comédies-ballets, voor het hof van Lodewijk XIV als een soort musicals ensceneerde.

Moliѐre schreef stukken waarin hij maatschappelijke situaties hekelde en de vloer aanveegde met verwaande medici, schijngeleerden, hypocriete geestelijken, overdreven bewonderaars van kunst en wetenschap, ijdele burgers, grove landadel en achterbakse en vrekkige kooplieden. Hij realiseerde zich dat hij daarbij steeds op de tenen trapte van verschillende groeperingen, en dat hij gebonden was aan de etiketten aan het hof. Het toppunt van hypocrisie is Tartuffe die in het gelijknamige stuk uit 1664 de rijke bankier Orgon onder valse voorwendselen en met spirituele adviezen volledig manipuleert. Vrouw en kinderen verzetten zich tegen de naïviteit van Orgon maar pas wanneer zijn vrouw Elmire een valstrik weet te zetten, komt Orgon tot inkeer. Verborgen onder de tafel moet hij meemaken hoe Tartuffe zijn vrouw het hof maakt. Maar dan is het al te laat. Het stuk stuitte op weerstand en kon pas in 1669 opgevoerd worden, toen Moliѐre een bedrijf had toegevoegd waarin de koning Tartuffe laat arresteren. In 1998 zag ik een schitterende versie van De Paardenkathedraal in de regie van Dirk Tanghe. Zoals vele van zijn voorstellingen was ook deze Tartuffe een artistiek feest. Maar ook schokkend. De scѐne waarin Elmire de doortrapte intrigant met een van weerzin en woede sissende stem tracht te ontmaskeren, loopt uit op een keiharde verkrachting. Tanghe laat de later door Moliѐre toegevoegde acte achterwege. In plaats daarvan zet hij ons een slot voor waarin we de oplichter zien als een gladde maffiose jongen in een wit pak die met een verveelde uitdrukking en knippende vingers het personeel voor zich laat draven. Gérard Depardieu speelde de slinkse manipulator in de film Tartuffe (1984).

In het voorjaar van 2012 brengt Toneelgroep Amsterdam (samen met NT Gent) deze 350 jaar oude tekst in de regie van Dimiter Gotscheff. Ook in die versie zal het einde anders zijn. De website van TA belooft ‘gejeremieer van klaplopers’, ‘een handelingsonbekwame en overdecadente familie’ en ‘ongezouten en vitale analyses van de schoonmaakster’.

Datzelfde TA speelt op dit moment De vrek (L’avare - 1668) waarin Hans Kesting als een gekooid roofdier de hoofdrol van Harpagon speelt. Regisseur Ivo van Hove heeft behoorlijke ingrepen gedaan. In het origineel blijft Harpagon eenzaam met het geld achter. In de versie van Van Hove ontvlucht iedereen aan het eind het decor van Jan Versweyveld, dat een hedendaags penthouse voorstelt met grote televisies, spelcomputers, iphones, overal losse snoeren, dure kleren en rondslingerende pizzadozen. Harpagon heeft (anders dan bij Moliѐre – en Warenar van Hooft) zijn geld niet teruggekregen en ziet

geen andere uitweg meer dan de dood. Van Hove heeft van het geheel meer een tragedie dan een komedie willen maken. Hij heeft het stuk van alle licht en luister ontdaan. Harpagon is een vader geworden die alles uit zijn handen ziet glippen. Niet alleen zijn geld maar ook zijn kinderen. Van Hove benadrukt ook het feit dat er geen moeder is. De taal (vertaling en bewerking van Gerard-Jan Reijnders) is kaalgeslagen. Het eigenbelang van alle personages overheerst. Ze zijn nieuwe rijken, materiële egoïsten voor wie geld en bezit heilig zijn . En die hangen aan de beurskoersen. Gezellig wordt het in dat penthouse alleen even, als de familie bij pa op de bank kruipt en hij een ‘goedkoop recept’ googelt. Er zitten meer komische vondsten in de voorstelling, waar de middelbare schoolklassen die in de zaal zaten hartelijk om lachten. De moderne aankleding viel bij hen sowieso in de smaak. Evenals de harde, grimmige en soms gewelddadige elementen in de voorstelling. En de uitroep ‘doe effe normaal joh’ van de vrek naar zijn zoon (waarop deze repliceert:’ doe jij even normaal’) bracht de handen bijna op elkaar. (Er zijn meer regisseurs die hun voorstelling met deze verwijzing willen actualiseren; ik hoorde ‘m zelfs in de Vlaamse voorstelling De man zonder eigenschappen II van Guy Cassiers). Ondanks de door Van Hove geaccentueerde leegheid van de personages en de angst van Harpagon voor het grote gapende gat wilde de enscenering voor mij toch niet echt een tragedie worden. Daarvoor krijgen we te weinig gelegenheid om te huiveren en mee te leven met de ondergang van de hoofdpersoon. Jammer want Kesting viert met deze rol zijn 25 jarig jubileum aan het toneel en krijgt met het concept van Van Hove niet echt de kans voluit te gaan.

De enscenering van Moliѐre’s De Misantroop door Erik Whien bij Toneelgroep Oostpool is op een andere leest geschoeid. Ze is komischer. Maar beslist niet zonder venijn. Whien noemt zijn voorstelling met opzet De misantroop en niet De mensenhater zoals de vertaling van Le Misanthrope (1666) meestal luidt. Hij vindt hoofdpersoon Alceste eigenlijk helemaal geen mensenhater. Alceste haat niet de mens maar hij verzet zich tegen diens huichelarij, kleinzieligheid, gemakzucht en oppervlakkige vleierijen. In tegenstelling tot Van Hove heeft Whien Moliѐre’s stuk niet willen actualiseren. Er is een eenvoudig decor, de kledij is niet flitsend en de tekst (vertaling Laurens Spoor) is niet extra hip gemaakt. Sanne Hartogh speelt de misantroop dus niet als iemand die voortdurend verteerd wordt door haat. Hij is eerder een goedmoedige idealist die anderen wil verbeteren. Ontzettend ergerlijk voor die anderen natuurlijk maar hij heeft er zelf soms ook moeite mee dat hij altijd maar eerlijk wil zijn tegen de stroom in. Dat levert komische situaties op. Vooral wanneer Alceste zich het liefst helemaal zou terugtrekken, ware het niet dat hij tot over zijn oren verliefd is op de mooie Célimѐne. Dat maakt hem kwetsbaar en tot een tragisch-komisch figuur. De aanbeden Célimѐne (Alejandra Theus) is een intrigante, flirt en roddelaarster eerste klas. Ze konkelt erop los. Om maar te zwijgen van haar vriendin Arsinoé (Kirsten Mulder). De scѐne waarin beide dames elkaar uiterst beleefd beledigen is een taalvirtuoos en komisch stukje. En dan zijn er nog wat zelfingenomen mannen wiens gedrag soms slapstickachtige vormen aanneemt. Er valt veel te lachen maar het wordt geen lolbroekerij. Waar Jos Thie in zijn De ingebeelde zieke de banaliteiten benadrukt, zoekt Whien in de figuur van de misantroop de tragische kant op en ook de andere figuren worden bij hem niet louter eendimensionaal. De taal van Moliѐre blijft in de vertaling van Spoor intact en is erg beeldend. Het zijn prachtige dialogen. Soms zijn het vooral alleen maar mooi geformuleerde levenslessen. Want de plot is bij Moliѐre niet altijd even sterk.

Uiteindelijk stapt Alceste op. Hij kapt met alles en iedereen. Volkomen principieel zijn is niet mogelijk, iemand die geen compromissen kan sluiten heeft geen leven, lijkt de voorstelling van regisseur Whien te zeggen. In feite was dat wat Moliѐre ook ervaren had in zijn toneelpraktijk. Hij moest voortdurend laveren tussen zijn kritische standpunten en wat aan het hof (waarvan hij afhankelijk was) getolereerd werd. Versailles was een spektakelmaatschappij waar iedereen erop gebrand was zichzelf te etaleren. Heel theatraal eigenlijk. Zoals er ook iets theatraals kleeft aan de manier waarop wij ons tegenwoordig presenteren op televisie en internet. Zoals de elite van Lodewijk XIV een schouwtoneel maakte van Parijs en Versailles, zo hebben wij dankzij onze massamedia de hele wereld als podium tot onze beschikking. In die zin is De Misantroop van Moliѐre nog steeds een interessant gedachtenexperiment. Wat gebeurt er als één persoon radicaal besluit eerlijk en oprecht te zijn, en dat ook van alle anderen verlangt? Dat is dus niet mogelijk. Toen niet en nu niet. Evenals het onmogelijk is voortdurend geobsedeerd te zijn door materieel gewin. Dat bewijst de crisis wel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten