Over drama gesproken


Veenendaal, 20 oktober 1971

Lieve Tiny en Simon,

Om te beginnen erg bedankt voor het aanbrengen van de aanvulling terzake de Moeder Gods, in je kursieve rubriek van vandaag, die weer vol sfeer was. Zou iemand reageren? Waarschijnlijk één niet-katholiek, die het kwetsend voor katholieken vindt.

Ik heb vandaag niet gewerkt, en ben daardoor enigszins van slag. Goddank weet ik nu, hoe het verder moet. (Ik bedoel, in mijn hopelijk veelgelezen boek.) Dat wist ik vanmorgen en vanmiddag nog niet. Ik twijfel, streep door, schrijf het doorgestreepte weer vrijwel gelijkluidend op, en streep opnieuw door. Ons vak bestaat voornamelijk uit doorstrepen, net als het beeldhouwen volgens Professor Bronner: 'Er af hakken wat er niet aan hoort.' Er is niets aan. Als je maar niet twijfelt. Wist ik maar heel zeker dat ik een echt goede schrijver was: zo iemand 'wiens pen een geducht en gevreesd wapen is', en die 'ontroering en vreugde brengt in ontelbare hoofden en harten'. Ik twijfel te veel. Mijn geloof bestaat bijna geheel, of misschien wel geheel, uit twijfel. Is die twijfel de Satan, of God? Of geen van beiden? Of allebei? Geen van beiden, dat kan niet, want buiten God bestaat alleen maar de Satan. Allebei, dat zou wel kunnen, als je ervan uitgaat, dat de Satan uit God, en een mogelijk verborgen Persoon Gods is. (In Engeland maken ze al melk uit gras, rechtsstreeks dus, zonder koeien erbij.)

Wist je, dat Christus en Satan vóór de Menswording van God gewoon tweelingbroers waren, die alles samen deden, phollybal, paddestoelen zoeken, en nooit enig krakeel hadden? Beiden waren 'vóór alle tijden uit God geboren', maar slechts één van de twee was bestemd om mens te worden; de ander kwam uit afgunst daarover in opstand. Dat had je niet gedacht, hè, dat alle kwaad uit jaloezie ontstaan is? Toch is het zo. Helemaal op het eind komt het weer goed, bij de Wederkomst van de Mensenzoon: dan zal de Satan zich vrijwillig onderwerpen. Wanneer? (Als de huisbaas de verrotte vloer laat repareren: 'volgende week.') Een hele tijd, en vele vele 'kilobalen' T.V.-pindaas' van de mensenvriend AH. kan het nog duren, reken daar maar op. Een gewoon mens kan dat allemaal niet begrijpen. Ik houd heel veel van de lieve Here Jezus, maar ik gevoel toch ook een warme genegenehid jegens zijn Broer. Ik ben een alleseter, denk ik. De dichteres H.M. zegt dat ik 'gewoon een smeerlap ben'. Ik gevoel mij soms op een wonderlijke wijze aangetrokken tot Woelrat zijn broer L. Ik weet niet wat het is. Maar wie op God vertrouwt, heeft niet op zand gebouwd, zoveel is zeker.

Gisteren, toen mijn kop er echt niet naar stond, net na het avondeten, kwamen er twee zich noemende Jehova's Getuigen aan de deur, die al vele malen eerder langs geweest waren, voor mij, maar aldoor weggestuurd waren geworden door Maman of de Jongens. Ik werd er nerveus van, en ging gisteren maar eens zelf naar de deur. Ik heb het erg goed aangepakt. Toen de oudste van de beide karpathenkoppen mij vroeg of ik belangstelling voor de bijbel had, vroeg ik: "Hoe zei U dat U heette?" Naam, adres, beroep vroeg ik. Dat hadden die scherpslijpers nog nooit medegemaakt. (Ze voeren een ongehoorde hetze tegen de homoseksuelen, precies zoals de nazis en de kommunisten, wist je dat?) Ik zei: "Ik ben rooms-katholiek. Dat vind ik het ware geloof." (Dat is het ook, kunstbroeder, maar daar heb ik het nu niet over.) "U bent J.H. Dat vindt U het ware geloof. En nu treft het bizonder gunstig, dat er in dit land godsdienstvrijheid heerst. Wij behoeven elkaar slechts met rust te laten, en ons geluk is volkomen. Ik weet nu Uw naam en adres. Ik wens niet meer lastig te worden gevallen, en ik zal niet aarzelen, zo nodig de polietsie te roepen". Banaler kon het toch niet, wat jij, kunstbroeder? Het zijn heel trieste geestdrijvers, met een leer die precies even agressief en ongeletterd is als die van de kommunisten. Vroeger werden zulke mensen eerst vermaand, maar tenslotte, als ze niet ophielden, verbrand. Dat was erg goed. In Amsterdam ben ik vaak om half acht zondagsmorgen door hen uit mijn bed gebeld. Een leuk volkje.

Het zou erg goed zijn, als we elkaar geregeld zagen. Jij bent net als ik, knap depressief, merk ik dikwijls uit je brieven. Door haat en onverschilligheid wordt dan jouw woordkeus gebrekkig, maar het aanduiden van waar tragiek en pointe liggen, wordt dan juist onfeilbaar trefzeker. Wij zijn elkaars meerderen. Ik ben jouw meerdere als stilist. Jij mijn meerdere als dramaturg. Ik bouw koortsachtig geweldige dekors op, maar weet nooit precies, wie de protagonist en wie de antagonist is. Ik kom, al schrijvend, langzamerhand ergens achter, wat jij al weet als je begint te schrijven. Dat moet ook wel, want je hebt slechts één kolom ter beschikking.

Over drama gesproken: vandaag zijn Tante Mien en Tante Ger hier geweest, beiden zusters van Maman, en dus niet te verwarren met Tante Stina. Tante Mien betoogde, dat verse kip lekkerder was dan diepvrieskip. Dat is zo, maar het verschil vind ik geen onfeilbare geloofswaarheid. Ik bedoel: het kan zo zijn, maar het kan ook van niet. Er is wellicht een zeker verschil, maar niet van een geprononceerdheid om het in je verkiezingskampanje aan te roeren, vind ik. Tante Mien vertelde ook nog, dat ze een diepvrieskast had, en dat ze op de markt verse kippen kocht, om die dan in haar diepvrieskast op te slaan. Het probleem wordt niet opgelost, kunstbroeder, het wordt verplaatst, is mijn indruk. Wist jij, dat er vleermuizen bestaan, die al vliegend vis vangen? Er bestaan ook konijnen, die van visvangst leven; en ook konijnen, die door zelfstudie geleerd hebben in bomen te klimmen en de kokosnoten van hun steel te knagen en die dan gelijkvloers op te eten. Des avonds tegen etenstijd vliegen hier altijd twee vleermuizen voor het huis op en neer, een kleintje en een heel grote, wel zo groot als een kleine herdershond. Je zou zeggen vader en zoon, maar het kunnen ook moeder en kind zijn.

Jij moet mij eens een keer wat meer over het fascisme vertellen. Had het niet veel romantieser, en vooral aristokratieser allures dan het nationaal-socialisme? Waren het niet allerlei katholieke geëksalteerden, en zonderlinge halfkunstenaars die er de dienst uitmaakten, terwijl de grote nazibeweging veel meer het echte gepeupel en de rancuneuze middenstand aantrok? (Het is alles maar een indruk. Als kommunist kwam je nooit aan serieuze ontleding en vergelijking toe. Alles was de duivel: het kapitalisme, de democratie, het nazisme, het fascisme, het katholicisme, het protestantisme, de sociaaldemocratie, ja die laatste vooral, omdat die beweging uit rustige, verstandige, gematigde mensen bestond en werkelijk iets ten goede tot stand heeft gebracht.) Ik ben bang voor een verwijdering door mijn werk. De held van mijn verhaal heeft bepaalde homo-sadistiese gevoelens jegens zwarten. Dat mag niet. Je mag in een criminele roman zoveel laten moorden en martelen als je wilt; de 'revolutionaire' bewegingen hebben wat betreft hun moorden op volslagen buiten het konflikt staande gijzelaars (kinderen zelfs) de zegen van Vrij Nederland, De Nieuwe Linie, De Bazuin, De Volkskrant, etc.. Maar mijn held doet er zeer verkeerd aan, te denken, wat die bewegingen doen. Let maar op, wat de hetzers zullen schreeuwen! Het antisemitisme is weer erg in de mode. Dat heet nu heel zedig 'anti-zionisme'. Weet je wat Professor Jacques Presser vier en twintig jaar geleden tegen me zei: 'Het nieuwe fascisme zal zichzelf "anti-fascisme" noemen.' God behoede Israël!

Heel veel liefs van ons allen. Je

Gerard.


Uit: Brieven aan Simon Carmiggelt 1971-1975 - Gerard Reve

Pagina 112-115

Veen, uitgevers - Utrecht/Antwerpen


3 opmerkingen:

  1. Godallemachtig. De taal van Reve is een weids en weelderig ruig maaiveld waar je doorheen kuiert en struint. Vooral in zijn brieven (mijn favoriete zijn die van een aardappeleter) want dramaturgisch was hij inderdaad geen meester. Maar qua inzicht en brille is er toch zeker niemand in het verleden of heden die aan hem tippen kan. Niet in onze gezellige moerasdelta, althans. In de Amerikaanse letteren vinden we zijn evenknie, een vrouwelijke nog wel - het zou Reve niet verbazen - Flannery O'Connor. Ook een katholiek.

    Dank voor de 'ontroering en vreugde in het hoofd en in het hart'.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Daarom pleit ik er ook voor dat Reves brieven integraal worden uitgegeven.

    Welke biografie kan daar nu aan tippen?

    Flannery O'Connor ken ik niet, ga kijken of ik A Good Man is Hard to Find en/of Good Country People te pakken kan krijgen.

    Bedankt voor de tip.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Nav jouw bespreking had ik meteen de biografiedelen al besteld, als nuchtere aanvulling op zijn oeuvre en misschien ook ter verklaring van de wending die het nam. Veel van zijn latere romans heb ik maar laten schieten. Zijn brieven vormen het hoogtepunt, wat mij betreft, wellicht omdat hij zich daar niet geheel kon verliezen in zijn eigen romantisch-decadente binnenwereld, maar zich enigermate moest blijven verhouden tot een concreet persoon, de aangeschrevene. Ook de lengte van een brief, variabel weliswaar maar toch beperkt, lijkt hem beter te liggen. Dus ik schaar me helemaal achter jouw oproep tot uitgave van de verzamelde brieven, met of zonder annotaties. Het is toch eigenlijk onvermijdelijk.

    Van O'Connor werden trouwens wél de verzamelde brieven bezorgd onder de prachttitel 'the Habit of Being'. Dat leverde slechts éen dik boekwerk op, want tijd van leven had ze helaas niet. Ze stierf jong aan lupus. De brieven zijn alleszins de moeite: briljant, geestig, vilein, origineel, diepgravend. Ze wijdt er geregeld uit over haar geloofsbeleving, die nogal radicaal en absoluut kon zijn, maar altijd heel persoonlijk was. Ook met het obstinate dat ze nogal eens tentoonspreidde en dat volgens onweerlegbare O'Connor logica volkomen redelijk was en hoe dan ook vermakelijk, doet ze aan Reve denken.

    Ik ben reuze benieuwd wat je van haar werk zult vinden.

    BeantwoordenVerwijderen