De moslims en de Holocaust

Het onvermogen om te rouwen plaagt ook de immigranten uit Turkije.

Zoals u wellicht weet, ben ik in Turkije geboren en in 1967 op 10-jarige leeftijd naar Duitsland gekomen en intussen Duits staatsburger. Ik deel deze biografie met duizenden anderen en moet mezelf afvragen: ben ik voor datgene, dat voor mijn tijd in Duitsland tussen 1933 en 1945 gebeurde, medeverantwoordelijk? Gaat mij datgene, dat decennia geleden in Turkije gebeurde en nu gebeurt, nog iets aan?

Veel van mijn Turkse landgenoten, vooral de jongeren, leven tegenwoordig in een soort zelfgekozen historische en onverantwoordelijke toestand. De historie en de omstandigheden in Turkije kennen ze niet en ze kunnen ze ook niet beïnvloeden. Ze willen niet dat er slecht wordt gepraat over het verre vaderland, protesteren in een soort collectieve reflex, wanneer men in de duistere gebeurtenissen van de historie licht wil brengen. Met de Duitse geschiedenis hebben ze ook niets te maken. Diegenen, die geen Duits paspoort hebben, kunnen niet stemmen, kunnen of willen geen verantwoordelijkheid nemen, en zijn in feite het slachtoffer van een politiek, die anderen voor hen maken. En zo komt het tot de wijdverbreide houding: schuldig zijn altijd de anderen, bij twijfel de Duitsers. De migrant is de pupil, die afhankelijk wordt gehouden – ook door de eigen mensen. Ja, de slachtofferrol wordt door de Turkse politiek bijna gevierd. Het is een erge toestand om op deze wijze in een soort historisch geheugenverlies te leven. Veel migranten en ook de Turkse samenleving leven in een soort infantiele maatschappij, die geen standpunt inneemt m.b.t. haar historische en maatschappelijke verantwoordelijkheid en daarmee een generatie zonder historie wordt.

Voor ons in Duitsland levende burgers bestaat er echter een mogelijkheid ons uit deze houding te bevrijden: men houdt op met jammeren. Men neemt deel, wordt actief, wordt staatsburger van dit land. Integratie is deelname aan de samenleving en een proces, dat ook van immigranten een prestatie eist. Vrijheid moet men leren, verantwoordelijkheid dragen ook.

Ik maakte bijna twintig jaar geleden een belangrijke gebeurtenis mee wat betreft deze vraag. Ik ben als studente op 9 november in mijn buurt naar een herdenkingsplechtigheid in een Hamburger synagoge gegaan. Daar sprak Ralph Giordano en schilderde de deportatie van zijn familie en buren. Er gebeurde iets merkwaardigs met me. Als Turkse was ik niet verontwaardigd over het verhaal wat betreft de misdaden van de Duitsers, maar ik was getroffen als mens. Ik schaamde me als menselijk wezen voor de mensen, die anderen zoiets aandoen.

Pas laat had de Bondsrepubliek geleerd om de schuldvraag aan te nemen. In 1967 verscheen er een boek, dat heftige reacties opriep en liet zien hoe broos de tot dan toe op een ”bewustzijnscensuur” gebaseerde zelfverzekerdheid van de naoorlogse samenleving was: ”Het onvermogen om te rouwen” van Alexander en Margarete Mitscherlich. Een boek, dat over de weigering van de oorlogsgeneratie ging om verantwoordelijkheid te nemen voor de in het Derde Rijk begane schuld – in de ogen van de beide schrijvers een noodzakelijke voorwaarde om zich los te maken van de autoritaire fixatie op de dictator Adolf Hitler en ”rouwwerk” te kunnen doen. In de geschiedenis van de Bondsrepubliek staat dit ”herinneringswerk” tot op de dag van vandaag steeds opnieuw op de agenda. De discussies verlopen meestal uiterst controversieel, maar ze hebben door de collectieve aanpak een soort rijpingsproces mogelijk gemaakt en er daarmee toe bijgedragen het democratisch-burgerlijke karakter van deze republiek te versterken. Ze waren ”werk”, waarmee het verdrongen verleden in het bewustzijn werd verheven.

Ik zou nu van de gelegenheid gebruik willen maken om mijn Turkse landgenoten en ook de moslims in dit land dit ”werk” op te leggen. Ik zou ertoe willen bijdragen dat we migranten leren, dat we in het goede en het kwade veel gemeenschappelijks met het land hebben waarin we leven. Want ”thuis” is de plaats van het heden en van de herinnering. Meer dan Duitse en Turkse geschiedenisboeken tot nu toe verkondigen, zijn bekende historische vragen ook anders te stellen dan over het algemeen wordt aangenomen. De geschiedenis van de Duitsers, de Turken, de Arabieren en de moslims heeft veel gemeenschappelijke punten, het zijn gebeurtenissen, waarin vragen van verantwoordelijkheid anders worden gesteld dan aangenomen.

Ik spreek hier daarover, omdat ik dat als Duits staatsburger kan doen zonder het gevaar te lopen door een advocaat voor het gerecht te worden gesleept, zoals onlangs de schrijver Orhan Pamuk vanwege zijn uitlatingen over de volkerenmoord op de Armeniërs. En omdat ik het niet kan verdragen, dat voorbarige personen iedere uitlating die kritisch omgaat met Turken, Arabieren of moslims, racisme te noemen. Bij de waarheid hoort duidelijkheid, ook als de waarheid onaangenaam is.

Ik zou voor u aan de hand van enkele voorbeelden de verbinding van de Duitse, Turkse en islamitische geschiedenis willen documenteren. Al in 1912/1913 hadden de Jong-Turken onder Enver Pasja in een militaire putsch de sultan ten val gebracht en de macht overgenomen. Keizer Wilhelm II beschouwde de politieke beweging van de Jong-Turken als een soort vijfde colonne van de Duitsers. Het Duitse keizerrijk zette in de Eerste Wereldoorlog alles op de ”islamitische kaart”. Wilhelm wilde als ”laatste troef” de Heilige Oorlog van de moslims inzetten. In de schaduw van de Eerste Wereldoorlog werden in 1915 de Armeniërs uit Anatolië verdreven en vermoord. Het waren tot 1,4 miljoen mensen.

Generaalsveldmaarschalk Colmar von der Goltz had de deportatie van de ”onbetrouwbare” Armeniërs naar de Mesopotamische woestijn bevolen, omdat hij ze als bedreiging in de rug van de eigen troepen zag. Door het dictatoriale driemanschap, bestaande uit Enver, Talaat en Cemal Pasja, dat streefde naar een door Turkse moslims gedomineerd Anatolië, vond zijn moorddadige voorstel instemming. Ze wilden een etnisch zuiver Turkije scheppen.

Van de Holocaust op de Armeniërs was al sprake in het jaar 1895. Abdulhamid II had de Armeniërs al tot zondebokken gekozen en maakte gebruik van een geprovoceerde aanleiding in Constantinopel om de Armeniërs te vervolgen. Eind december 1895 bereikten de tegen de Armeniërs gerichte pogroms ook Urfa, een van de oudste steden van de mensheid, de heilige stad van Abraham in Oost-Anatolië. Inheemse Koerdische stamhoofden plunderden, samen met de troepen van de sultan en zijn speciale eenheid ”Hamidiye”, binnen enkele dagen 2400 huizen en vermoordden meer dan 10.000 Armeniërs en andere christenen. Het vreselijke hoogtepunt was het in brand steken van de Armeense kathedraal, waarin 3000 Armeniërs met hun vrouwen en kinderen een schuilplaats hadden gezocht. Men barricadeerde alle ingangen en stak de kerk in brand. Wie niet verbrandde, stikte in de rook van de verse groene pepers, die men met manden tegelijk in het vuur wierp. Een in Urfa verblijvende Amerikaanse missionaris gebruikte voor de daad voor het eerst het begrip ”Holocaust”, dat in een Engelse Bijbelvertaling staat voor ”brandslachtoffer”. Geen van de moordenaars hoefde ooit rekening en verantwoording af te leggen en de verantwoordelijkheid van de Koerden werd in dit verband nog nooit aangeroerd. Wanneer men het over de landschappen en steden in Oost-Anatolië heeft, spreekt men over het algemeen van Koerdische gebieden. Ja, intussen leven daar bijna alleen nog maar Koerden. Honderd jaar geleden namen de Koerden actief deel aan de verdrijving van en de moord op de Armeniërs, ze hebben zich met hulp van de Turken de Armeense bezittingen toegeëigend, hebben hun steden en huizen overgenomen. Nog nooit heb ik van Koerdische of officiële Turkse zijde ook maar een woord van spijt, een gebaar van begrip gezien.

Ook in Duitsland weten weinigen over de gebeurtenissen die geleid hebben tot de Holocaust op de Armeniërs – hoewel er Duitsers bij betrokken waren. Aan beide zijden. De Armeniërs werden geholpen door de evangelische predikant Johannes Lepsius, chef van een ziekenhuis en een weeshuis. Hij documenteerde de ”tocht in de dood van het Armeense volk” en organiseerde hulp. De Jong-Turkse regeringstroepen op hun beurt werden geholpen door de Duitse majoor graaf Wolffskeel von Reichenberg gesteund, die het Armeense verzet liet neerslaan; ene luitenant-kolonel Böttrich ondertekende de deportatiebevelen. Ook in Duitsland bestond er weerstand om zich bezig te houden met de verwerking van deze gebeurtenissen. Er is nog geen monument opgericht voor iemand als Johannes Lepsius. Er is een besluit van de Bondsdag nodig, zodat de documenten van Lepsius over de genocide eindelijk in Potsdam tentoongesteld kunnen worden.

Op initiatief van de Turkse ambassadeur zouden enkele jaren gelden de schoolboeken voor Brandenburg ”gezuiverd” worden – er zou geen sprake meer zijn van de volkerenmoord; Kenen Kolat, de voorzitter van de ”Turkse gemeente in Duitsland” behoort tot diegenen, die de interesses van Turkije vertegenwoordigen. Hij heeft een brief geschreven aan bondskanselier Angela Merkel en haar erop gewezen, dat de uitbreiding van het Lepsius-huis in Potsdam ”de verstandhouding onder de volkeren tussen Armeniërs en Turken bemoeilijken” zou. De sociaaldemocraat Kolat maakt duidelijk, dat zijn vereniging zich noch aan de volkerenmoord herinneren noch deze herdenken wil. Het stoort hem ook, dat Turkse scholieren in Brandenburg te horen krijgen over de volkerenmoord op de Armeniërs in het Ottomaanse rijk. Daardoor zou er ”psychologische druk” op de oorspronkelijk uit Turkije afkomstige scholieren komen te liggen, die zogenaamd niet alleen hun schoolprestaties, maar ook de ”binnenlandse vrede” in de deelstaat zou bedreigen. Zo kan een verlichte burgerlijke samenleving niet omgaan met de historie. Zulke opvattingen zijn integratiehindernissen en richten zich tegen een verlichte samenleving. Juist wij als immigranten in Duitsland moet er aan gelegen zijn dat dit de historie bevlekkende reinheidsvoorschrift van Turkse politici en hun spruiten in Duitsland niet onweersproken blijft.

Overigens was Hitler over de genocide en het optreden van de Jong-Turken exact geïnformeerd. In zijn proces, waarin hij zich moest verantwoorden voor de putsch van 1923, beriep hij zich op het voorbeeld van de Jong-Turken. En voor de overval op Polen in 1939 veegde de ”Führer” alle bezwaren tegen de vernietiging van de Poolse elites met de aanwijzing van tafel: ”Wie praat er tegenwoordig nog over de vernietiging van de Armeniërs?” Hitler zocht bovendien de strategische samenwerking met de moslims tegen de Joden. Deze vond hij in de moefti van Jeruzalem, de meest invloedrijke vertegenwoordiger van de moslims in het Midden-Oosten.

Hadj Mohammed Amin al-Husseini, zo heette de moefti, organiseerde sinds 1916 opstanden tegen de joodse bevolking in Palestina, ook de strijd om de Klaagmuur, waarbij in 1929 honderden Joden en Arabieren stierven, komt voor zijn rekening. Met de machtswisseling van de nazi’s in Duitsland openden zich nieuwe perspectieven voor hem. De moslims zochten contact met Berlijn, boden aan om opstanden tegen de Britten op touw te zetten, vroegen om wapens en kregen deze. Al-Husseini was daarbij diegene die aan de politieke, religieuze en militaire touwtjes trok. Toen in het begin van de oorlog in 1939 de situatie ook in Jeruzalem onveilig werd, vluchtte de moefti naar Beiroet en deed in zijn eigenschap als leider van de Arabische wereld de Duitse ”Führer” Adolf Hitler een aanbod tot samenwerking toekomen. Het kwam tot een pact van de duivel tussen de halve maan en het hakenkruis. Het lukte de moefti om in 1941 via Istanboel en Rome in Berlijn te komen. Hier werd hij ontvangen door Hitler. Hij drong er bij hem op aan om de Arabieren officieel te steunen in hun ”strijd om een Arabische natie”. Hitler gaf opdracht om al-Husseini op de loonlijst van de nazi’s te zetten. De moefti werd niet moe om de strijd tegen de Joden in Arabië te organiseren.

Toen de moefti in 1942 hoorde, dat de Duitse kant onderhandelde over de uitwisseling van 5000 joodse kinderen uit Slowakije, Polen en Hongarije tegen Britse krijgsgevangenen, intervenieerde hij bij zijn vriend Heinrich Himmler – want als deze kinderen over enkele jaren volwassen zouden zijn, zouden zij het ”joodse element” in Palestina versterken. Himmler verbood daarop de uitwisseling. Iets dergelijks herhaalde zich, toen de regering in Boekarest bijna 80.000 Joden uit Roemenië naar Palestina wilde laten uitreizen, net zoals bij de onderhandelingen over 5000 Bulgaarse kinderen in februari 1943 – in plaats van naar Palestina werden ze naar de vernietigingskampen getransporteerd. Het religieuze hoofd van de Palestijnse moslims bleek een waakzame handlanger van de Holocaust te zijn.

Terug naar de Turken en hun relatie tot de Joden in hun land. De minister van integratie van de deelstaat Nordrhein-Westfalen is er in zijn boek ”Die Aufsteigerrepublik” voorstander van om de jonge, van oorsprong uit Turkije afkomstige, jongeren de empathie met de slachtoffers van de Holocaust mogelijk te maken door hen ermee in aanraking te brengen ”dat het juist de jonge Turkse republiek onder Atatürk was, die aan duizenden vervolgden in de nazitijd asiel gaven”. Helaas moet men vaststellen, dat ook ministers in dit land vaak over dingen spreken waarover ze zich slecht hebben geïnformeerd.

In 1933 nodigde de Turkse regering dertig, later 200 Duitse wetenschappers uit om in Turkije een nieuwe universitaire opleiding op te richten. Het waren meest racistisch vervolgden van de ”Noodgemeenschap van Duitse wetenschappers in het buitenland”, o.a. de architect Bruno Taut, de uitvindster van de inbouwkeuken Margarete Schütte-Lihotzky, de componist Paul Hindemith, Ernst Reuter enz. met hun gezinnen; in totaal 1000 personen. Toen Atatürk in 1938 overleed, werden de meeste contracten niet verlengd en veel van de emigranten werden in 1944 ondergebracht in interneringskampen. Het ”neutrale” Turkije verlangde op druk van de Duitse regering vanaf 1938 een ”bewijs van Ariërschap” van vluchtelingen en probeerde de vluchtroute van joden via Turkije af te sluiten. Met de eigen Joden ging men niet beter om.

Volgens informatie van joodse organisaties hadden zich vanaf het begin van de oorlog bijna 20.000 Turkse Joden in Europa gevestigd – een enorm aantal, gezien de 82.000 Turkse Joden die in Turkije zelf (1927) stonden geregistreerd. In Berlijn hadden ze zelfs een eigen synagoge. Na de besluiten van de Wannsee-conferentie over de ”Endlösung” van de joodse kwestie werden de regeringen van tien Europese landen, ook die van Turkije, er door de Duitse minister van buitenlandse zaken in juli 1943 geïnformeerd over de mogelijkheid om ”Joden met het staatsburgerschap van het betreffende land uit het Duitse machtsgebied naar huis terug te halen”. De Turkse regering maakte hier geen haast mee. Ze verzocht de Duitse ambassade herhaaldelijk om een verlenging van de termijn. De ambassade op haar beurt maande Turkije meerdere malen aan om toch eindelijk te reageren. Toen Turkije desondanks niets ondernam om zijn mensen terug te halen, nam de veiligheidspolitie in Brussel de regie over. Op 13 januari 1944 deelde deze aan het ministerie van buitenlandse zaken mee: ”Inmiddels is een serie Turkse joden overgedragen aan een concentratiekamp. De sleutels van de woningen van deze Turkse Joden zijn via de ambassade in Parijs overhandigd aan het voor België verantwoordelijke Turkse generaalconsulaat.”

In Turkije, onder Turken en onder moslims ontbreekt een openbare discussie over deze dingen. Er ontbreekt een grondige behandeling van de historie. Tijdens mijn onderzoek ben ik vaak op gedrag gestuit dat ik, in navolging van het echtpaar Mitscherlich, ”het onvermogen om zich te kunnen herinneren” zou willen noemen. Dit onvermogen ligt niet alleen besloten in de collectieve onwetendheid, maar is ook een algemene afweerreflex. Geschiedenis wordt als onbelangrijk beschouwd wanneer zij niet de eigen grootsheid documenteert.

In de Turkse en de islamitische samenleving heerst groot wantrouwen tegen het vrije woord en het vrije, kritische navragen. Men wordt er snel van verdacht dat kritiek niet zou gelden voor het bijzonder voorwerp, de specifieke gebeurtenis, de individuele persoon, maar veelmeer de natie, de Turken of het geloof in het algemeen zou verdenken.

Een samenleving, die zich met staatsmacht beveiligt tegen het vrije woord of kritische stemmen in een kwaad daglicht stelt, kan niet met zichzelf in het reine zijn. Ze blijft steken in een soort bewustzijnsgevangenis. Wat het echtpaar Mitscherlich met betrekking tot het verdringen van de tijdens het Derde Rijk begane misdaden schrijft, geldt ook voor de Turkse samenleving van nu: ”We kunnen de gedode mensen niet tot leven wekken. Zolang het ons echter niet kan lukken om ons tegenover de levenden niet te verlossen van de stereotype vooroordelen uit onze geschiedenis, zullen we geketend blijven aan onze psychosociale immobiliteit als een ziekte met zware verlammingsverschijnselen.”

Voor mij ligt in deze ”psychosociale immobiliteit” een van de wortels voor de vele tegenstrijdigheden die ik bij de vertegenwoordigers van de Turken en moslims tegenkom.

Daarbij kunnen we tot het nut van het algemeen heel direct uit de geschiedenis leren, namelijk wanneer we bereid zijn zonder vooroordelen over feiten te praten en ze gezamenlijk te analyseren. Zo streefden de nazi’s naar de volksgemeenschap i.p.v. naar de burgerlijke staat. De islamisten vechten in plaats van voor een burgerlijke samenleving voor de geloofsgemeenschap als belangrijkste cultuur. In het islamitische centrum in Hamburg klinkt dat dan als volgt: ”Maar wanneer de mensen het religieuze kader accepteren en het praktiseren van de sharia verlangen en de samenleving zich beweegt langs de islamitische waarden en daarvoor haar stem geeft, zullen zij met een democratische methode de democratie door religie beperken.” Gelukkig voelt zich slechts een minderheid van de migranten en moslims in Duitsland zich vertegenwoordigd door Turkse en islamitische verenigingen, hoewel die zich voordoen alsof ze hun spreekbuizen zouden zijn. De andere mensen willen in Duitsland voor de dag komen. Maar het is moeilijk om verantwoordelijkheid over te nemen en moed te laten zien wanneer de Duitse publieke opinie zelf geen moed toont om over onaangename zaken te praten. Dit land heeft met de verwerking van zijn jongste verleden een voorbeeldige prestatie volbracht. Ik wens de Duitse samenleving ook, dat we deze verantwoordelijkheid samen oppakken en de burgerrechten verdedigen. De vorming van de toekomst mag niet in een soort uitputting aan anderen worden overgelaten.

Necla Kelek

Bron:
http://www.welt.de/die-welt/kultur/literatur/article5282583/Die-Muslime-und-der-Holocaust-Die-Muslime-und-der-Holocaust.html

Vertaald uit het Duits door: E.J. Bron

5 opmerkingen:

  1. In culturele zin gaat de de Armeense genocide door tot op de dag van vandaag:
    "A further argument against the notion of prescription with regard to the genocide against the Armenians is that whereas the killing stopped around 1923, after most of the Armenians in Turkey had been murdered or forced into exile, the destruction of their property and the destruction of their historical memory continued. Such acts were intended to perpetuate and secure the work of genocide by destroying memory – the historical proof of the presence of twenty centuries of Armenians in Asia Minor. Their churches and monasteries were burned by arson and destroyed by explosion. In all, 1036 churches or monasteries were destroyed. The Khtzkonk monastery (11th century) was destroyed by dynamite after the Second World War. The Cathedral of Urfa was converted into a museum. The building of the Church of Christ Saviour at Ani was cut in two. The Church of Ordou was transformed into a prison and the inscriptions in Armenian were erased. The Armenian inscriptions were removed from the Central School in Constantinople. Besides the deliberate destruction, the Turkish Government has contributed to the decay and destruction of Armenian buildings by denying building permits needed to carry out repairs. The scale of destruction of the Armenian cultural heritage has been so widespread and systematic over the decades, that these few examples should not be misinterpreted as minimizing the severity and thoroughness of the continuation of the genocide.

    Among the Turkish acts of memory-destruction can be listed the suppression of the name “Armenia” from official maps and the changing of the names of Armenian villages and towns in Asia Minor, which continued late into the 1950s. As University of California Professor Kouymjian elaborated to the Tribunal Permanent des Peuples in Paris in 1984, ninety per cent of the historical Armenian names have been modified.
    Inscriptions in Armenian language continue to be removed from buildings and monuments. And this happened in contravention of articles 38 to 44 of the Treaty of Lausanne of 1923, which was intended to protect the rights of minorities, including the cultural rights of the Armenian minority.

    The absurdity of the prevailing situation with regard to the non-restitution of Armenian properties can be illustrated by the following hypothetical situation: what would the reaction of the international community be, if the post-war German Government had converted Jewish synagogues into Christian Churches and kept the lands and houses of the victims of the Holocaust?"
    http://alfreddezayas.com/Law_history/armlegopi.shtml

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Als ik het goed begrijp staan in de Koran dingen wat op z,n zachts gezegd onvriendelijk is voor ongelovigen en Joden, de laatste apart genoemd en hoe om er mee om te gaan.
    Dan was de holocaust een solution hoe om er mee om te gaan met de jood, en ongelovige sub. mensen.
    Veel gelovigen in de afgelopen 2000 jaar hadden geen enkel probleem met dit soort moord oplossingen.
    Om dan te zeuren, en ach en wee roepen zonder de root te noemen van het probleem, de gelovigen, maakt het verhaal ongeloofwaardig en past in een geloof.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Prima artikel. Philippine.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. "Wer redet heute noch von der Vernichtung der Armenier?" zou Adolf Hitler op 22 augustus 1939 gezegd hebben in de veronderstelling dat een eventuele vernietiging van de Joden ook wel vergeten zou worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Is een derde wereld oorlog in aantocht?Het bleek dat de Noord Koreanen de Olie platform in de Golf van Mexico hebben opgeblazen.
    http://www.eutimes.net/tag/dai-hong-dan/

    http://www.google.nl/search?client=firefox-a&rls=org.mozilla%3Aen-US%3Aofficial&channel=s&hl=nl&source=hp&q=dai+hong+dan+mini+submarine+deep+water+horizon&meta=&btnG=Google+zoeken

    http://silviavideler.wordpress.com/2010/05/04/is-er-toch-opzet-in-het-spel-inzake-de-ecologische-ramp-in-de-golf-van-mexico/

    http://imkane.wordpress.com/2010/05/01/russians-report-north-korean-mini-sub-torpedoes-gulf-rig/

    http://moreminimal.com/2010/05/hoax-deepwater-horizon-north-korean-mini-sub-hoax/

    http://www.helium.com/items/1822296-possible-north-korea-target-deepwater-horizon-oil-platform

    BeantwoordenVerwijderen