Food films

Door Dick Gilsing

Het wemelt in Nederland, en elders, van de film festivals. Nationale en internationale. Voor nieuwe films maar ook samengesteld op basis van allerlei soorten thema’s. Een nieuwe loot aan de stam, in Nederland, is het Food Film Festival. De eerste editie daarvan vond afgelopen weekend plaats in Studio K in Amsterdam. Er bestaan al verschillende food film festivals, bijvoorbeeld in New York, Londen en Bologna. Op initiatief van de Youth Food Movement is er nu dus ook een Nederlandse versie. Drie dagen lang waren er debatten (over duurzaamheid, verspilling en overconsumptie) en workshops (zelf de lekkerste worsten en patisserie maken). En er werden ruim 20 films vertoond. Vooral documentaires en een enkele speelfilm, zoals Bottle Shock van Randal Miller (2008). Ook het Eye Film Instituut vertoont (voor het derde achtereenvolgende jaar, onder de titel Film & food 2011) in maart elke woensdag een speelfilm waarin eten en drinken belangrijke thema’s zijn. Je kunt vooraf genieten van een filmdiner in restaurant Vertigo. Elke vertoning wordt vooraf gegaan door een korte inleiding. Anil Ramdas introduceerde Big Night (1996) van Stanley Tucci en Cambell Scott. Een bijzonder smakelijke ode aan


de Italiaanse keuken. Verder kun je kijken naar de Japanse noodle-klassieker  

Tampopo (1985) van Juzo Itami, Au Petit Marguery (1995) van Laurent Bénégui , openingsfilm van IFF in Rotterdam 1996 (de kok en zijn vrouw moeten hun restaurant – Parijs 9e arrondissement - sluiten en geven een laatste feestmaaltijd voor familie, vrienden en kennissen) , de animatie film Ratatouille (2007) van Brad Bird en Jan Pinkava (over een rat met chef-kok-aspiraties) , en La Graine et le Mulet (2007) van Abdellatif Kechiche. In de laatste film gaat het om het eten van couscous met vis (betekenis van de titel). De Algerijnse hoofdpersoon wordt na 35 jaar trouwe dienst op een kleine scheepswerf in Sѐte (bij Montpellier) ontslagen. Zijn zoons raden hem aan terug te keren naar zijn geboorteland, maar de stugge en zwijgzame Slimane Beiji heeft zich in zijn hoofd gezet een restaurant te beginnen in een met de oprotpremie gekochte boot. Dat blijkt allemaal nog niet zo eenvoudig te zijn. Centraal staat de elke zondag voorgeschotelde maaltijd : couscous met vis, bereid door de ex-vrouw van Slimane. De extended family geeft dan acte de présence. In alle gesprekken aan tafel (genadeloos gefilmd: de couscous tussen de tanden) worden de ambities, frustraties en onderlinge problemen van een Noordafrikaanse immigranten-familie zichtbaar. Er zit alles in : soap, komedie, tragedie; multicultureel drama, familie-epos en de subtiliteit van een kamerspel. Verrassende wendingen tot het eind toe en prachtige rollen, met name die van de stiefdochter. Maar vooral: veel eten, drinken en praten. De film werd veelvuldig bekroond (in Venetië en Frankrijk) en deed het goed in de Nederlandse arthouses. Nu dus nog op 30 maart a.s. in het Eye film instituut.

Vanaf het prille begin van de film zijn voedsel en eten een belangrijk onderwerp geweest. In een interview naar aanleiding van zijn net verschenen boek Gezond benadrukt Ivan Wolffers dat eten en seks de belangrijkste bezigheden in een mensenleven zijn. De mens heeft eten en seks nodig om als soort te kunnen overleven. Dat wisten we uiteraard al en in films zien we dat die twee ook veel met elkaar te maken hebben (ook elders natuurlijk : zo wordt zwangerschap vaak geassocieerd met eten, bv in de uitdrukking ‘She ’s got a bun in the oven’, en in het 5000 jaar oude Gilgamesj – epos herinnert de held godin Isthar – in de prachtige vertaling van Theo de Feyter - eraan, dat zij aan haar minnaar heeft gezegd: “..laten we proeven van je mannelijkheid. Strek je hand uit, streel mijn geslacht”, waarbij de Feyter in een noot aantekent, dat hier eigenlijk het werkwoord ‘eten’ gebruikt wordt in plaats van ‘proeven’ en dat ‘hand’ hier een eufemisme is voor ‘penis’.

Op 28 december 1895 vertoonden de gebroeders Lumiѐre hun eerste tien (documentaire) filmpjes in Grand Café in Parijs. Dit programma van 25 minuten bevatte al een filmpje over eten en voedsel: Le Repas de Bébé (de baby van één van de broers krijgt te eten van zijn vader, terwijl zijn moeder een kopje koffie drinkt – een opmerkelijke rolverdeling trouwens voor die tijd). Ook tegenhanger Méliѐs waagde zich in Cook in Trouble (speelfilmpje van vijf minuten) in 1904 aan het onderwerp voedsel: een kok stuurt een bedelaar weg die wraak neemt door met behulp van duiveltjes de soep van de kok te laten mislukken. Ook daarna blijven voedsel en eten een belangrijke rol spelen in films. Als ingrediënten van slapstick (het gooien met voedsel, vooral taarten), als aanduiding van armoede en onderdrukking, of juist van overdaad en decadentie, en als uitermate geschikt décor voor pschologische verwikkelingen. Zo komen in Pantzerkruizer Potemkin van Eisenstein (1925) matrozen in opstand, wanneer ze bedorven vlees (waar de maden uitkruipen) moeten eten. In Gold Rush uit datzelfde jaar wordt Chaplin gedwongen zijn schoen op te eten bij wijze van kerstmaal. De Dikke en De Dunne smijten in hun films met taarten en andere etenswaar dat het een lieve lust is. En Hitchcock, master of suspense, creëert in zijn psychologische thrillers met eet- en drinkscѐnes vaak momenten van spanning of juist ontspanning. In Sabotage (1935) verneemt een vrouw aan tafel, dat haar man een geheim agent is die verantwoordelijk is voor de dood van haar broer. En in Strangers on a train (1951) ontmoeten twee onbekenden elkaar in een coupé, waar ze besluiten twee moorden uit te ruilen. De meest psychopatische van de twee (Bruno) neemt zijn ‘vriend’ Haines mee naar zijn compartiment voor een diner. Magistraal ensceneert Hitchcock daar een eetscѐne, waarin Haines (stijfjes rechtop) laat zien, hoe fout hij het hele gesprek en het gezamenlijke eten eigenlijk vindt , terwijl Bruno, liggend op de sofa, geniet van het eten en zijn eigen listigheden. In Rope (1948) vermoorden twee studievrienden een studiegenoot in hun flat uit verveling en superioriteitsgevoel (om te zien of ze ermee weg kunnen komen). Ze verstoppen zijn dode lichaam in een kist, die ze vervolgens als tafel gebruiken om een etentje op te serveren voor de onwetende vrienden en familie van het slachtoffer.

Vaak is het restaurant het symbool van eigen zelfstandigheid. Voor het eerst is dat het geval in Mildred Pierce (1945) van Michael Curtiz: een vrouw (de zelfstandige vrouw uit de film noir) scheidt van haar overspelige man en opent een restaurant (daarmee begint overigens wel de ellende). Deze ‘daad van zelfstandigheid’ keert terug in latere films waarin immigranten in Europa (daarvoor al in de VS) hun eigen etablissement openen of er van dromen. Zoals in het genoemde Le grain et le Mulet en de Duitse film Kebab Connection (2005). Eten en armoede spelen een belangrijke rol in de films van de Italiaanse neorealisten en de Engelse makers van het zogenaamde Kitchen sink drama. In de klassieker Ladri di biciclette (1948) vertelt De Sicca het verhaal van de honger in het naoorlogse Italië. Er komt maar één eetscѐne in voor maar die is dan ook bijzonder schrijnend. De vader neemt zijn zoontje mee naar een restaurant, hoewel ze zich dat helemaal niet kunnen veroorloven. Hij bestelt pizza. Maar dat kan helemaal niet: het is een restaurant. Ze worden aangestaard. De vader drukt zijn zoontje op het hart het niet aan zijn moeder te vertellen. Alles in deze scѐne bevestigt hun erbarmelijk armoedige situatie. De Franse Nouvelle vague provoceert, ook met eten. In Zazie dans le Métro (1960) van Louis Malle daagt het meisje Zazie voortdurend haar volwassen begeleiders uit. Ook met voedsel probeert ze de volwassenen te verleiden tot verraad aan de burgerlijke normen. In de ‘mosselscѐne’ onderstreept ze haar uitdagend en dubbelzinnig gedrag door haar mosselen zo ostentatief uit te zuigen en de schelpen met zoveel venijn weer op haar bord terug te werpen, dat haar begeleider/achtervolger voortdurend bespat wordt met het kookvocht. In de laatste scѐne (in een restaurant) deconstrueert de regisseur alles door middel van een voedselgevecht. Ook het proces van het maken van een film zelf wordt blootgelegd: de cameramannen duiken om de zuurkool te ontwijken; een grimmig leger dat de zaak ontzet blijkt een achtergrondprojectie te zijn. Als je The Cook, the Thief, His Wife and Her Lover (1989) van Peter Greenaway wilt gaan bekijken, moet je wel een sterke maag hebben. De film is – vanwege de laatste scѐne waarin het dampende lichaam van de lover wordt geserveerd aan de dief – wel geduid als een gruwelijk kannibalistisch sprookje. Hij is ook opgevat als kritiek op het consumentisme van het Engeland van Thatcher. Maar de film lijkt door zijn esthetische decors, gestileerde ruimten en kleding en het symbolisch gebruik van kleuren ook een poëtisch verhaal over verleiding, hemel , hel en verdoemenis te verbeelden. Het restaurant als metafoor voor de gestileerde wereld van de zondeval.
De initiatiefnemers van Film & food in het Film Eye Instituut, Louise O. Fresco en Helen Westerik, hebben over alle facetten van het eten in speelfilms een aangenaam boek geschreven: Verraad, verleiding en verzoening. De rol van eten in Speelfilms (2010). Ze onderscheiden daarin twee soorten food films. De films waarin eten en alles wat daarmee te maken heeft, een belangrijke rol speelt, zoals in The Godfather (I, II en II) van Coppola en Goodfellas (1990)van Martin Scorcese, en in Yokyo Sonata (2008) van Kiyoshi Kurosawa. En de echte food film, waarin alles draait om eten, zoals in Julie & Julia (Nora Ephron 2009), Eat, Man, Drink, Woman (Ang Lee 1994) en natuurlijk de klassieker La grande Bouffe (Marco Ferreri 1973) met Mastrioanni, Noiret, Picoli, Tognazzi en Andréa Ferréol. De verontwaardiging bij het publiek tijdens en na de premiѐre in Cannes was groot. Vier rijke bourgeoisvrienden zoeken een radicale uitweg uit hun leventje van eten, werken, seks en slapen. Ze trekken zich tijdens een weekend terug in een luxueuze villa om zich letterlijk dood te eten. Ze nodigen de onderwijzeres Andréa uit om erbij te zijn. Plus drie prostituées voor de seks. De laatsten vertrekken weer. De vier mannen eten zich dood. Andréa blijft alleen over. In 2010 bracht Johan Simons de film op het toneel. Een lustbachanaal als laatste avondmaal. Zonder eten overigens.
Nee, dan de film Antonia (1995) van Marleen Gorris (goed voor een Oscar voor beste buitenlandse film), met Willeke van Ammelrooy in de hoofdrol. Een food film waarin vrouwen het leven bepalen en het platteland (met zaaien, oogsten en hooien) en de maaltijden (viering van het leven en bevestiging van verbondenheid) een grote rol spelen.
Food films waar je niet met een lege maag naartoe moet gaan, zijn het genoemde Eat, Man, Drink, Woman, Babette’s Feast en Con Aqua para Chocolata. Niet omdat je maag zich omdraait, wanneer je al die onsmakelijke eettaferelen ziet, zoals in The Cook (Greenaway). Maar omdat de feestelijke eet- en drinkfestijnen in deze films juist zo aanstekelijk werken, het voedsel er zo appetijtelijk uitziet en er zo zichtbaar van genoten wordt, dat het water je voortdurend in de mond loopt. Of kijk in gezelschap naar Bella Martha (2001) van Sandra Nettelbeck (No Reservations is de Amerikaanse remake ervan uit 2007). De work-alcoholic-kok Martha wordt verliefd op een zorgeloze Italiaanse kok aan wie alles swingt. De heerlijkste gerechten en allernieuwste recepten passeren in deze film de revue. Doe er dan nog een lekker wijnfilmpje bij. Een Bottle shock uit 2008 of een Sideways uit 2004 (ook een goed jaar). En je hebt een goedlachs en uitermate tevreden gezelschap. Recept (vrij naar Willem Hussem): neem de smakelijkste scѐnes uit een eetfilm / voeg er de fijnste momenten uit een wijnfilm aan toe / schotel een mooie mix voor / en je gasten gaan sprankelen.

1 opmerking:

  1. Ik ben nieuwsgierig geworden naar Babette’s Feast en Con Aqua para Chocolata want als die 'food films' idd het niveau en effect hebben van
    BIG NIGHT en EAT, MAN, DRINK, WOMAN, dan moeten dat geweldige, smakelijke films zijn.

    BeantwoordenVerwijderen