Locatie: Entertainment Centre, Sydney, 25.2.2011
Hoewel ik al jaren fan ben van Roxy Music waren de concerten met vier van de originele leden tot nu toe compleet langs me heengegaan. Een afkeer van wat ik voor het gemak maar het ‘ouwelullencircuit’ noem, gekoppeld aan een nog grotere afkeer van het latere werk van Roxy Music - waarbij ik duid op de vroege jaren ’80 –, toen het originele geluid van de eerste serie platen was verzand in de ‘adult rock’ van Avalon en Flesh and Blood, zorgde voor een volstrekte apathie waar het de hereniging in 2001 van Bryan Ferry, Phil Manzanera (gitaar), Andy Mackay (hobo, saxofoon) en Paul Thompson (drums) betrof.
Met het klimmen der jaren is mijn afkeer van beide hierboven genoemde aspecten vrijwel geheel verdwenen, maar desondanks duurde het tot twee weken terug voor ik eindelijk besloot kaartjes te kopen voor het Roxy Music-concert in het Sydney Entertainment Centre. Het besef dat dit wel eens de laatste (en in mijn geval enige) kans zou zijn een van mijn meest geliefde bands te zien in combinatie met een kleine zoektocht op Internet veranderde mijn scepsis in een met de dag sterk toenemend enthousiasme. De setlist zoals die circuleerde op het net beloofde veel; geen gemakkelijke buiging naar het publiek middels een serie crowdpleasers, maar een nadruk op vooral de eerste drie albums Roxy Music, For your Pleasure en Stranded.
Met volle capaciteit is er in het Sydney Entertainment Centre ruimte voor 12.000 bezoekers, maar voor dit concert was een mindere setting voldoende, al leek het er sterk op dat de rond de 6.000 stoelen tellende kleinere versie van de zaal uitverkocht was. De gemiddelde leeftijd van het publiek maakte duidelijk dat Roxy Music nauwelijks een jonger publiek aanspreekt, helaas. Maar misschien dat de prijs van de kaartjes (omgerekend tussen de 100 en 120 Euro) daar ook debet aan was. In ieder geval kregen we voor die behoorlijk prijzige tickets een concert dat in alle opzichten de moeite meer dan waard was. Roxy Music was absoluut fantastisch.
Bryan Ferry bleef de eerste vier nummers centraal achter de microfoon, maar vanaf het vijfde nummer -If there is something van het eerste album - nam hij plaats achter de toetsen. Met een elfkoppige band, inclusief een toetsenist en lokale beauty queen Georgie (achternaam helaas vergeten) die afwisselend toetsen en sax speelde, was dat misschien geen eerste vereiste, maar Ferry had er duidelijk lol in. Van de op internet zo vaak vernomen afstandelijkheid richting publiek was hier weinig te merken. Ook de andere heren maakten duidelijk dat deze toer meer is dan wat easy cash en dit voor de eerste periode zo karakteristieke nummer maakte nog eens duidelijk hoezeer Roxy Music veel meer was en is dan Bryan Ferry plus aanhang, met een zeer bepalende rol voor zowel Mackay als Manzanera die beiden regelmatig – letterlijk – in the spotlight werden gezet om hun virtuositeit te tonen. En het mooie was dat dat elke keer zo uitermate genietbaar was en verre bleef van het irritante gepiel waar de nodige uitgesponnen solo’s nogal eens in kunnen verzanden. ‘Powerhouse’ Paul Thompson speelde ondertussen met verve de rol van onnadrukkelijk zeer nadrukkelijk aanwezige drummer. Het was opvallend genoeg vooral in de Neil Young cover Like a Hurricane dat zijn tegelijkertijd subtiele en o zo krachtige drumgeluid het best tot uiting kwam, en natuurlijk in het slotnummer For Your Pleasure, waarin Thompson als laatste van de oude club het podium verliet, maar niet nadat hij nog een keer had laten zien en vooral horen waarom hij door zoveel drummers als invloed wordt aangehaald.
Van de setlist ontbrak Sentimental Fool van Siren. Daarvoor in de plaats kregen we Let’s stick together. Geen Roxy Music-nummer (want Ferry solo) en een duidelijke buiging naar het publiek dat tijdens dit nummer helemaal uit z’n dak ging. Geen probleem, de sfeer was fantastisch en we hadden tegen die tijd al zoveel prachtigs gehoord en gezien, en er volgde nog veel meer.
Begeleid door inventieve beelden op een groot scherm achter de band en met twee danseressen geheel in de stijl van de vroege platen, maakte Roxy zijn status als art-rock band helemaal waar. ‘Het was alsof Pop-Art plotseling in volle glorie Top of the Pops binnenstapte’, zo omschreef iemand in een documentaire afgelopen week het debuut van Roxy Music (met de hit Virginia Plain) in het Britse programma in 1972. Ik kan me nog herinneren hoe het Nederlandse muziekblad Oor in de jaren ’80 een Roxy-overzichtsartikel plaatste onder de kop ‘Is dit kunst?’, wellicht refererend aan de vraag die bij lancering van de band zo vaak werd gesteld . Een antwoord hangt uiteraard af van de interpretatie van het begrip ‘kunst’, maar met nummers als het eerdergenoemde If there is something en het zeer Europese (Berlijn jaren ‘20) Bitter-Sweet van Country Life kwamen ze verdomd dicht in de buurt, daarbij geholpen door beelden die duidelijk waren geïnspireerd op kunst uit het interbellum in landen als Duitsland en de Sovjet-Unie.
Het nummer Do the Strand werd begeleid door de fotoseries die ten grondslag lagen aan de hoezen van de Roxy-albums, met daarbij o.a. een hele reeks variaties op de in Nederland en de VS verboden hoes van Country Life. Roxy speelde wel het nummer Prairie Rose van dit album, naar verluidt Ferry’s ode aan zijn toenmalige geliefde Jerry Hall die hem in ‘77 verliet voor Mick Jagger, maar Hall, in de gedaante van de Siren op de cover van het gelijknamige vijfde Roxy-album, was de opvallende afwezige in deze serie beelden. Misschien toch nog een bitter-sweet memory na al die jaren.
Kees Bakhuzyen
Zie ook Country Life.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten