"Nee, ik ben nog lang geen stoïcijn"

Dick_small-1
Wat is hier een ghesnor van volck van wijt en sijt (Bredero)

“Excuse me, sir, where can I find the Dam?” vraagt een man met een zwaar Frans accent. “Tout à droit”, wijs ik hem accentloos in zijn eigen taal. Als ik m’n fiets van het slot heb gehaald, staat er weer zo’n snoeshaan voor me. “Sir, the red lights? Dit keer zijn het twee stelletjes van in de twintig. Pools? Russisch? Even later fiets ik door de Nieuwe Hoogstraat en ben ik zelf op weg naar De Dam en verder. Er is geen

doorkomen aan. Ontwijken, bellen, vloeken. Toeristen uit binnen- en buitenland steken kris kras over, lopen over het fietspad. Er wordt overal gegeten. Gedronken. Fietstaxi’s kruipen de brug over. Van rechts komt een paard met wagen. De koetsier knalt met z’n zweep. En maakt daarmee 15 toeristen op bike rental fietsen aan het schrikken. Ik omzeil een stel feestgangers. Ze zijn al vroeg begonnen. Steeds vaker zijn ze op de meest exotische manieren uitgedost. Die feestgangers. Bier drinkende bijna naaklopers. Een regiment Franse schuinsmarcheerders. Een groepje travestieten. Hooligans. Ierse doedelzakspelers. Links van me zie ik een stel Fransen wateren in een krulurinoir, aangemoedigd door hun vrouwen. Dit tafereel wordt gefotografeerd door vijfentwintig Japanners. Het zijn rond lopende clichés. Maar het kan ook intrigerender. Gisteren zag ik een stel mannen en vrouwen in een zorgvuldig geformeerde stoet lopen. Keurig gekleed. Ze droegen allemaal een zelfde soort stok over de rechterschouder met daaraan een gele geruite lap gebonden. Als een plunjezak. God weet wat daarin zat. En eergisteren zag ik een groep vrouwen een winkel binnengaan. Gekleed in prachtige moderne bruidskleding. Met een hoofddoek om. Bizar. Shit! Ik stuit op een beercar, waarop 8 mannen, in korte broek en met ontbloot bovenlijf, bier zitten te zuipen, onderwijl hun biertap luidruchtig voort trappend. Ik krijg een klots van het vocht over me heen. Zo kom ik op de Dam. Fiets-, brommer- en gewone taxi’s. Scooters, auto’s en fietsers. Bakfietsen ook met kinderen erin, hun ouders zwoegend op de trappers. Nog meer wandelend publiek, in tinten en kleuren van over de hele wereld. Slenteraars en stilstaanders. Individuen, stelletjes en groepen. De kermis is al lang weg. Dus kunnen muzikanten en stand-up comedians hun gang gaan. En staan de Romeinse keizers, de doodsfiguren, de middeleeuwse ridders en lijkbleke pierrots stil te staan. Niemand nog die daar geld voor geeft. Liever voor ijs, patat en hot dogs. Een enkele haring nog.

Ik heb er m’n buik vol van en sla links af, want ik ben op weg naar de tentoonstelling Toerist in de Gouden Eeuw op de Oude Turfmarkt 129. Maar eerst ga ik nog even rechtsaf naar boekhandel Atheneum om mijn bestelling (Het verzameld werk van Epictetus - 2011, vertaald door Gerard Boter en Rob Brouwer) op te halen. Een kwartiertje later parkeer ik, nog vol ergernis, mijn rijwiel bij De Bijzondere Collecties van de UVA en sla ik bij een kop koffie het boek van de oude Stoïcijn open. Wat is het toch fijn om een stoïcijn te zijn. Ik denk terug aan de tijd dat ik een cursus deed over de filosofie van het Stoïcisme. De leraar had de kalme blik van iemand die zich niet gek laat maken en hield ons al snel voor dat negatieve gevoelens geen zin hebben. Als je niets aan de dingen kunt veranderen, heeft het geen nut je er druk over te maken. Het stoïcisme was een filosofische richting in het Athene van ongeveer 300 voor Christus. De ‘stoa’ was de zuilenhal op de markt in Athene waar aanhangers van de leer bij elkaar kwamen. Seneca, Marcus Aurelius en Epictetus waren representanten van de meer praktisch ingestelde derde stoïcijnse periode. Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, zegt Epictetus, maar hun denkbeelden erover. Lastige emoties ontstaan door eigen irrationele gedachten. De dingen gaan zoals ze moeten gaan. Ik drink mijn koffie op en besluit: mijn ergernis heeft dus geen zin. Die komt voort uit de onware gedachte dat de Dam van mij is. En dat is ie niet. Ik kan beter een positief gevoel aanmaken, en ik koop een kaartje voor de Tentoonstelling Toerist in de Gouden Eeuw (www.bijzonderecollecties.uva.nl ).

Amsterdam was in de zeventiende eeuw een bruisend centrum en een aantrekkelijke bestemming voor toeristen, lees ik daar. De stad bood gastvrijheid, exotische koopwaar, kunst, cultuur en talloze herbergen en eethuizen. Er was vrijheid om te doen wat men wilde, bij concerten, in taveernen en in huizen van plezier. “Deze tentoonstelling is als een citytrip in het Amsterdam van de Gouden Eeuw , met alles over stappen, winkelen, eten, slapen en bezienswaardigheden.” Langzaamaan dompel ik me onder in de sfeer van het zeventiende-eeuwse Amsterdam (219.000 inwoners). Aan de hand van oude boeken, prenten en beschrijvingen. Zo kom ik te weten, dat het aangenaam reizen is per trekschuit. Van Rotterdam naar Amsterdam doe je er dertien uur over. Overstappen in Delft, Leiden en Haarlem. De Franse dichter Regnard roemt de spiegeling van de Amsterdamse Grachten: “een toverland” (1681). De Franse dichteres Marie des Jardins spreekt van het ‘Babylon aan de Amstel ‘: “Er is een grote toeloop van volkeren uit alle landen... Amsterdam is het aangenaamste oord van Europa en er is geen Pers of Armeniër die zich daar niet als in zijn vaderland thuisvoelt.”(1667). In het toneelstuk Moortje (1617) van de Amsterdamse schrijver Bredero somt een oude dienstbode op wat haar zoontje in zijn schoen vond: suikererwten, noten, koek, vijgen, een kolfstok, een tol, pennen, een schrift, een schoolbord, de catechismus en de romantische avonturen van Floris en Blanchefleur. Dat is nogal wat, maar elke ouder kan op 5 december de Sinterklaasmarkt op de Dam bezoeken, waar van alles te koop is. Er wordt dan tot diep in de nacht gefeest, waarbij veel wordt gedronken. Er komen nogal eens reizigers naar Amsterdam die in opdracht een schilderij laten maken. Bijvoorbeeld door Rembrandt van Rijn (1606/7- 1669), die zijn atelier heeft in de Sint-Antonies-Breestraat. De handelsbeurs die over het water van het Rokin is gebouwd, is zeker een bezoek waard: In de galerij op de eerste verdieping vind je talloze winkeltjes waar messen, zijde, gouden en zilveren linten, boeken (een kwart van het in Europa verkochte drukwerk komt in Amsterdam van de persen), hoeden en gedraaid ivoorwerk verkocht worden. Een terugkerend spektakel voor reizigers en inheemse Amsterdammers zijn de openbare terechtstellingen van misdadigers (door Margriet de Moor beschreven in haar roman De schilder en het meisje - 2010). Daarvoor wordt de beul uit Haarlem besteld. Hij onthoofdt en hangt op. Daarna doet hij de minder zware lijfstraffen zoals zweepslagen en verminkingen. Er zijn tal van gelegenheden waar je je kunt vermaken: koffiehuizen (een gestopte pijp kost er vier duiten), kroegen, herbergen en wijnhuizen (het Rode Wijnvat aan de Oudezijds Voorburgwal), speelhuizen, bordelen en vele markten. En dan zijn er nog de pleziertuinen. Bijvoorbeeld die aan de Kloveniersburgwal, waar exotische dieren te bewonderen zijn zoals apen, papegaaien, de koningsgier en de tapir. Muziek en toneel vind je in de Oude en de Nieuwe Kerk en in de Stadsschouwburg aan de Keizersgracht. De grootste blikvanger is het nieuwe stadhuis op de Dam van Jacob van Campen. Hollands classicisme op zijn best. “Alleen al vanwege het stadhuis zouden vreemdelingen Amsterdam moeten bezoeken”, vindt de Franse journalist Jordan in 1695. De tuchtinstellingen Rasp-, Dol- en Spinhuis zijn te bezoeken. In de periode van de Amsterdamse kermis in september is de toegang er gratis. Arthur Japin geeft in zijn roman Een schitterend gebrek (2003) een mooie beschrijving van het Spinhuis, waar hoeren in een kooi aan het publiek getoond worden, al speelt dat boek zich af in de achttiende eeuw (1758). Wil je na de maaltijd een sanitaire stop? De meeste herbergen beschikken wel over een gemak die uitkomt op een beerput. En bij veel bruggen en sluizen zijn houten ‘secreten’ te vinden die rechtstreeks op de grachten lozen. Sommige daarvan staan bekend als ontmoetingsplekken zoals die onder De Gapersbrug bij De Beurs. Veel draait natuurlijk om geld. Daarom: 1 dukaat = 5 gulden ; 1 gulden = 20 stuivers; 1 schelling = 6 stuivers; 1 stuiver = 16 penningen; 1 oortje = 4 penningen; 1 duit = 2 penningen. Dergelijke en andere beschrijvingen en tips zijn ook te vinden in het mooi uitgegeven Amsterdam voor vijf duiten per dag (2011) van Maarten Hell en Emma Los. Ze hebben een reisgids voor Amsterdam in de zeventiende eeuw geschreven. (Zoals die ook al bestaan voor het oude Rome, het oude Athene en het Londen van Shakespeare – er is onlangs ook een reisgids van toen voor de toerist van nu over het oude Griekenland uitgegeven, gebaseerd op teksten van Pausania , tweede eeuw na Christus). Het boek van Hell & Los is een aanrader voor wie op vakantie wil in de Gouden Eeuw.

Ik fiets terug langs de Grimburgwal, Groenburgwal en de Nieuwe Hoogstraat. In een totaal andere stemming. Ik tover de realiteit om tot het Amsterdam van de zeventiende eeuw. Ik ben op vakantie. Bedwelmd door een vakantieroes. Het is eigenlijk totaal in tegenspraak met wat Epictetus adviseert: “Je moet niet verlangen dat de dingen gebeuren zoals jij wilt dat ze gebeuren, maar je moet de dingen willen zien zoals ze gebeuren, dan zal je levensweg gelukkig zijn.” Ik maak mijn eigen realiteit, schep mijn eigen fantasie. In die gemoedstoestand stap ik af en spreek mensen aan. “Heerschap, kunt ghy my den wegh wijsen naer de Plaetse by den Dam? “ Ze slaan me op de schouder en antwoorden me. Ik weet niet wat. Ik fiets verder, stap weer af en probeer: “Waer vind ick een hoerhuys met meysjes sonder Fransche pocken? De mensen lachen me toe en wijzen. Ik versta ze niet. Zeker van die buitenlanders. Uit Polen, Rusland? Ik krijg er plezier in. In de Nieuwe Hoogstraat vind ik medestanders, wanneer ik vraag: “Waer kan ik my vermeyen met sangh en dranck?” Ze nemen me mee een taveerne in. Ik ben domweg gelukkig in de Nieuwe Hoogstraat. Domweg. Zeg dat wel. Wanneer ik thuis kom, ontdek ik dat ik m’n portemonnee kwijt ben. Hadden Hell en Los daar al niet voor gewaarschuwd? Voor lieden die je meetronen naar een kroeg en daar je zakken rollen. Gelukkig heb ik nog een eigen huis en hoef ik niet naar de Baaierd.

’s Nachts word ik gewekt door een erbarmelijk lawaai. Eerst probeer ik me te sussen met de gedachte dat het de ratelwacht is die zo te keer gaat. Maar de fantasie is uitgewerkt. Ik ben weer terug in de eenentwintigste eeuw. Ik hoor een uit de hand gelopen feest. Een dronken stem zingt: “Waar komen Joden toch vandaan? Die supersuperjoden. Israël is hier ver vandaan!” Andere stemmen vallen in: “Wonen daar ook supersuperjoden? Ja, daar wonen superjoden”. Ik voel duidelijk de negatieve gedachte ‘klootzakken’ bij me opkomen. En de negatieve emotie ‘ergernis’. Ik probeer Epictetus. De straat is per slot van rekening niet van mij. Waar maak ik me druk om? Weer klinkt het, nu nog luider: “Wonen hier ook superjoden? Ja hier wonen superjoden.” Wel godverdegodver. Waar is mijn geweer? “Ja , hier wonen superjoden”. Het gezang wordt oorverdovend. Nee, ik ben nog lang geen stoïcijn. Of zou Epictetus adviseren: Bel de politie! Of: ga nu eens eindelijk verhuizen! Want ik had begrepen dat het stoïcisme niets te maken heeft met doffe berusting. Het is ook een actiefilosofie. Als je dingen in je leven kunt veranderen, verander ze dan ook. Ineens is het rumoer verdwenen. De schreeuwers steken de brug over en verdwijnen aan de overkant. Nu zitten andere mensen ermee. Dat kan natuurlijk ook. Voor het moment heb ik daar vrede mee.

6 opmerkingen:

  1. Leuk dat de schrijver in dit stuk iets meer van zichzelf laat zien.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Já Dié Láát Zéker Wát Van zich zélf Zién!

    "Ik ben domweg gelukkig in de Nieuwe Hoogstraat."...Daár Wáren Vroeger Autóchtóne Nederlanders Gelukkig Én Die Zijn Óf Dóód Of Het Land úit gejáagd.

    Én pér 1991 bij decreet van mafialid donner Wéér 900.000 Autochtonen Gezinnen ér úit gejaagd dé Wéreld óver.
    Nu mogen dus weer veel buitenlanders komen om de slag die ze sloegen op de Huizenmarkt Daar dóór te benutten.

    Niét één marokaan afrikáán of nigeriaanse zakkenroller Dé ploegjes alloctonen mét loerende blikken op Èlke Strááthoék .... joodse en moslim Kindér pooiers en heroineschuivers ....niet tegen gekómen?

    “Waer vind ick een hoerhuys met meysjes sonder Fransche pocken?
    Dé Dóór de asiaten Náást de pest mee gebrachtte syfilis.Vallen op Gegeven Moment Gaten Van in de Huid.

    ” Wel godverdegodver. Waar is mijn geweer? “
    Zulks Extréém Móórdlustige Agressieve reacties Óm Niéts Zagen We Bij tristan van der vlis Òók Weer Bij joran van der sloot kim de wilde ...landgenoten Van schrijver.

    Dán nog wat over gezelligheid en Cultuur Dát de eigen NIÉT IS Àls Óf Dát wél zo zou zijn.
    Zijn eigen cultuur Kunt U In hun talmud en in Het Dagelijkse Nieuws Vinden.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Mooi stuk over over de (potentiële) ergernissen van het leven in "mijn" stad.
    Epictetus geeft goede raad, maar hou je d'r maar eens aan...

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Exact zo'n moment dat de voordelen van de stad (t.o.v. de provincie) niet meer opwegen tegen de nadelen.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. ... Want idioten zijn overal, en in Amsterdam-centrum net iets meer dan elders.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. het mag in de gouden eeuw ook een toeristenstad geweest zijn, de openluchtkermis en dito museum die het nu is was het nooit.

    BeantwoordenVerwijderen