Lopende Zaken (7)

Australie

Australische regering presenteert ‘White Paper on counter-terrorism’ terwijl het politieke leven van ex-zanger Peter Garrett op z’n laatste benen lijkt te lopen.


De afgelopen week presenteerde de Regering Rudd haar White paper on counter-terrorism. Het rapport gaat opvallend ver. Niet alleen legt het document een duidelijke link tussen terrorisme en islamitische jihad, ook maakt het melding van Hezbollah-groeperingen die opereren in Australië. Daarnaast kijkt het rapport kritisch naar de immigratiepolitiek in de afgelopen decennia.

De terreurdreiging voor een samenleving is afhankelijk van de grootte en samenstelling van haar moslimminderheid, zo maakt Greg Sheridan op uit het rapport in zijn uitstekende reactie in The Australian. Sheridan vermeldt daarin ook dat bovenstaande aspecten opvallend genoeg niet zijn terug te vinden in de media.

Opmerkelijk is ook dat het rapport beweert dat er “geen aantoonbaar verband is tussen iemands sociale positie en terroristisch gedrag.” Voor een verdere analyse van het rapport verwijs ik graag naar het stuk van Sheridan.

De regering Rudd maakt zich met bovenstaande zaken bepaald niet populair in ‘weldenkende kringen’. Uiteraard kwamen er veel reacties op het rapport. Veel terrorisme-deskundigen vinden dat het veel te ver gaat omdat het ‘contraproduktief’ zou zijn: stigmatisering leidt alleen maar tot meer radicalisering, aldus een veelgehoorde kritiek. Voor een prima weerlegging van deze kritiek verwijs ik opnieuw graag naar Greg Sheridan.

Het rapport komt twee weken nadat vijf extremistische moslims, in leeftijd variërend van 25 tot 44 jaar, werden veroordeeld tot gevangenisstraffen tot 28 jaar. De veroordeelden hebben geen terreuraanslag gepleegd, maar er waren volgens de rechter voldoende aanwijzingen die duidden op het beramen van verwoestende aanslagen die vele levens zouden hebben gekost.

Zoals te verwachten viel kwam er vanuit de moslimgemeenschap sterke kritiek op de veroordelingen. Op tv zag ik de – uiteraard zwaar behoofddoekde – zuster van een van de veroordeelden in woede verklaren dat de straffen onterecht waren en in feite neerkwamen op levenslang.

Keysar Trad, voorzitter van de Islamic Friendship Association of Australia en goede vriend van Sjeik Al-Hilali van de ‘onbedekt vlees’-controverse van twee jaar terug, beweerde in de Sydney Morning Herald dat mogelijke plannen voor een aanslag nog niet zoveel wilden zeggen want 'het is zeer waarschijnlijk dat er veel momenten zouden zijn geweest waarop ze hun plannen zouden hebben heroverwogen omdat ze niemand wilden doden.’ Op zich al uitermate dubieus, gaat Trad nog een stapje verder als hij beweert dat de grote aantallen wapens, munitie en mogelijke explosieven zich ‘niet vertalen in de daadwerkelijke intentie een terreurdaad te begaan.’ Hij vertelt er niet bij waarom deze wapens dan wel zouden zijn aangeschaft.

Voor een goed begrip van het geheel een korte toelichting.

De Australische politiek is voor haar success afhankelijk van de belangrijkste demografische groep: het achterland van Sydney, de enorme reeks aan suburbs die zich in Westelijke richting uitstrekt. Zonder steun van de Westies geen verkiezingsoverwinning.

In 2007 won Kevin Rudd met overmacht van de uitgerangeerde John Howard, die het niet alleen was ontgaan dat zijn politieke tijd erop zat, maar die vooral de plank volledig missloeg met zijn work choices die er in het kort op neer kwamen dat werkgevers een uitbreiding van hun machtspositie - en een toename van hun inkomen – konden verwachten terwijl de werknemers er flink op zouden gaan inleveren.

The Australian-columniste Janet Albrechtsen kwam enkele jaren terug met de fraaie tegenstelling larger or latte om de Australische publieke stemming weer te geven. Larger vertegenwoordigt de blue collar workers in Sydney West, latte vertegenwoordigt de ‘weldenkende’ en in grote meerderheid links tot extreem linkse bewoners van de hippe City-, Eastern Suburbs- en Inner West-wijken. Je zou kunnen zeggen dat latte in meerderheid principeel stemt op The Greens, terwijl de larger-kiezer veel meer een zwevende kiezer is die stemt op de partij die hen het beste vertegenwoordigt. De ene keer is dat Labour, maar er is niet veel voor nodig om die sympathie van het moment te laten verdwijnen richting de Liberals en vice versa.

Alle politici weten dat ze voor succes de stem van de Westies nodig hebben. Dit gegeven zorgt ervoor dat al te radicale ideeën van de latte crowd – lees steun voor ex-Guantanamo Bay gevangene David Hicks, lees ongebreidelde immigratie, etc. – zelfs ten tijde van een regering-Rudd in de politiek geen kans maken omdat een teveel overhellen naar die kant onvermijdelijk een verlies aan aanhang onder de Westies veroorzaakt.

Na zijn overwinning twee jaar geleden kon Kevin Rudd – mede dankzij de stimulus package van de overheid die Australië van een economische depressie heeft gered – zich verheugen in een enorme populariteit die hem in alle polls ver boven zijn Liberal-tegenstanders deed uitstijgen.

Maar het tij is aan het keren. En het is vooral Rudd’s paradepaardje de ETS (Emissions Trading Scheme) dat hem schade oplevert. Na het debacle van Kopenhagen is daar opeens Tony Abbott als nieuwe Liberals-leider en echt serieuze opponent van Rudd. Climate sceptic Abbott heeft de discussie omtrent de ETS weer geheel opengetrokken en dat levert Rudd politieke schade op.

En het is precies op dit punt dat de regering de afgelopen weken nog meer schade heeft opgelopen. Onderdeel van Rudd’s stimuleringspakket was een flinke financiële injectie in het bedrijfsleven. Minister van Milieu Peter Garrett – ook in Nederland wellicht nog bekend uit zijn vorige leven als zanger van de zeer politiek georiënteerde band Midnight Oil die in ons land in 1987 een top 3-hit scoorde met het nummer Beds are Burning – gebruikte dit om zijn nieuwe plan erdoor te jagen: een isolatieprogramma dat binnen een paar jaar honderdduizenden (voornamelijk nieuwe) huizen van extra isolatie moest voorzien. Niet alleen goed voor de economie, maar vooral erg goed voor het milieu middels een reduktie van de CO2.

In de wil om zijn pet project zo snel mogelijk van de grond te krijgen, sloeg die hard Greenie Garrett alle waarschuwingen vanuit de industrie in de wind met fatale gevolgen. De afgelopen vier maanden zijn vier jonge isolatie-installeurs geëlektrokuteerd en tientallen huizen zijn in de fik gegaan vanwege onvakkundig aangebrachte isolatie. Een week terug heeft Garrett zijn miljardenprogramma haastig moeten afblazen met als direct gevolg dat veel installatiebedrijven over de kop dreigen te gaan.

Het is natuurlijk diezelfde installatie-industrie die als eerste schuld te verwijten is door de veiligheidsregels niet goed na te komen. Maar Garrett wordt al drie weken aangevallen omdat hij er door verschillende commissies op was gewezen dat dit zou gaan gebeuren omdat het programma uitnodigde tot dit soort shady handelingen.

Tijdens de sluitingsceremonie van de Olympische Spelen 2000 trad Garrett met Midnight Oil op om Beds are Burning ten gehore te brengen. Het nummer – dat de teruggave van land aan de traditionele Aboriginal-bevolkingsgroepen als thema heeft – werd door de band uitgevoerd in zwarte trainingspakken met groot het word ‘sorry’ erop. Dit was vooral bedoeld om de aanwezige premier Howard in verlegenheid te brengen omdat deze weigerde een ‘sorry’ uit te spreken tegenover de Aboriginal gemeenschap. Rudd zou dit in februari 2008 doen (daarover binnenkort meer op Hoeiboei). De trainingspakken met ‘sorry’ zijn de afgelopen weken in reacties in de media herhaalde malen teruggekeerd want het woord wil tot nu toe nog niet over Garrett’s lippen komen waar het een verontschuldiging betreft richting de families van de omgekomen installateurs en andere gedupeerden.

De hele kwestie geeft Rudd de nodige kopzorgen. Hij is Garrett blijven verdedigen – vanwege zijn Midnight Oil-verleden is hij een goede stemmentrekker – maar langzamerhand is hij ook gaan inzien dat het teveel schade doet aan zijn politieke geloofwaardigheid. Rudd heeft een antwoord gevonden door de verantwoordelijkheid voor het programma aan een ander – en nieuw – lid van de regering toe te vertrouwen, terwijl Garrett is afgeserveerd en zijn tijd mag uitzitten als Minister zonder noemenswaardige portfolio. Klimaatsverandering was trouwens altijd al in handen van Minister Penny Wong.

De kwestie Garrett heeft Rudd vooral zoveel politiek krediet gekost omdat Tony Abbott oppositie voert op het scherpst van de snede. Ik vind dat bepaald niet altijd even fraai: de wijze waarop Abbott de dood van de vier installateurs met grote gebaren en veel rhetoriek bij herhaling in de schoenen van Garrett probeert te schuiven is werkelijk tenenkrommend. Maar ethisch verantwoord of niet, feit is dat het geheel – in de context van de mislukte top in Kopenhagen en een groeiende twijfel aan manmade climate change – de twee partijen bijna op voet van gelijkheid brengt in de polls. Een interessant gegeven met verkiezingen op komst later dit jaar. Daarbij helpt het Rudd ook bepaald niet dat verschillende andere en kleinere ‘groene’ projecten van Garrett al evenzeer mislukt zijn.

Voor Rudd is het nu zaak te tonen dat hij ballen heeft. Zijn paradepaardje, de ETS, boet in aan populariteit en ook op het gebied van immigratie heeft hij zich het afgelopen jaar een enorme twijfelaar en draaikont getoond, met een halfslachtige houding tegenover de toenemende aantallen vluchtelingen die Australisch gebied bereiken via gammele bootjes en een uitermate lucratieve industrie van mensensmokkelaars. Tony Abbott spint er garen bij, en terecht. Ook hier komt de tegenstelling larger-latte weer om de hoek kijken. De Westies zijn overwegend typisch Australisch in hun nuchterheid en laten zich het hoofd niet snel op hol brengen. Maar als ze echt zien dat het met de immigratie de verkeerde kant dreigt uit te gaan wil men actie zien. En actie heeft Rudd te weinig getoond.

Dat de presentatie van The white paper on terrorism juist nu komt is niet toevallig. De ballen die Rudd niet kon tonen waar het de ETS en de immigratie betreft wil hij wel tonen waar het een harde en compromisloze houding tegenover terrorisme betreft. We zullen de komende weken zien in hoeverre dit zich in politieke winst zal vertalen.

Kees Bakhuyzen

Opéra bouffe

(...) Na de Tweede Wereldoorlog was het gedaan met echt fascisme en de genocide, maar de intellectuelen grepen de zaak-Rosenberg, de zaak-Hiss, het mccarthyanisme - de hele communistische heksenjacht - en vooral de oorlog in Vietnam aan voor het bedenken van uitdrukkingen als 'ontluikend fascisme' (Herbert Marcuse, zeer gerespecteerd als bonafide marxist van de Frankfurter School, en in Amerika aangespoeld), 'preventief fascisme' (alweer Marcuse), 'lokaal fascisme' (Walter Lippmann), 'drempelfascisme' (Charles Reich), 'informeel fascisme' (Philip Green), 'latent fascisme' (Dotson Reader), om nog maar te zwijgen van het pronkstuk uit deze collectie: 'culturele genocide'. Dat laatste sloeg op het afwijzen van Amerikaanse universiteiten van een open toelatingsbeleid, dat het elke aspirant-student uit een minderheidsgroep mogelijk moest maken zich in te schrijven zonder zich te hoeven bekommeren om eind- of toelatingsexameneisen en andere latent-ontluikend-drempelfascistische repressie-instrumenten.

'Culturele genocide' was een mooie vondst, maar in deze opéra bouffe van fascisme, racisme en fascistisch-racistische genocide was de glansrol weggelegd voor een zekere Susan Sontag. In een artikel uit 1967 voor de Partisan Review, getiteld 'Waar het met Amerika naartoe gaat', schreef ze:

Het blanke ras is de kanker van de geschiedenis; het is het blanke ras, en het blanke ras alleen - zijn ideologieën - dat autonome bevolkingen uitroeit zodra het zich over hun grondgebied uitbreidt, dat het ecologische evenwicht van de aarde heeft verstoord en dat nu het voortbestaan van het leven zelf bedreigt.

Het blanke ras is de kanker van de geschiedenis? Wie was die vrouw? Wie en wat? Een antropologisch epidemiologe? Een vermaardheid op het gebied van de mondiale cultuurgeschiedenis? Een synthetisch denkende wetenschapsbeoefenaarster van de statuur van een Max Weber, een Joachim Wach, een sir James Frazer, een Arnold Toynbee? In de praktijk was ze gewoon een krabbelaarstertje dat haar hele leven niets anders had gedaan dan zich inschrijven voor protestbijeenkomsten en naar het podium strompelen, in haar bewegingen belemmerd door een prozastijl waaraan een parkeerkaart voor gehandicapten was gehecht die geldig was voor Partisan Review. Misschien was ze er buitensporig op gebrand McLuhans stelling te illustreren dat verontwaardiging de domkop met waardigheid bekleedt, maar voor het overige was ze gewoon een typische Amerikaanse intellectueel van de periode na de Tweede Wereldoorlog.

Het deed er per saldo niet toe of je enig benul had van de materie waarover je het had. Een geleerde of natuurwetenschapper die uitsluitend blijk gaf van gedegen kennis op zijn of haar eigen vakgebied, gold niet als intellectueel. Het schoolvoorbeeld was Noam Chomsky, een briljant linguïst, die in zijn eentje heeft bedacht dat taal een in het centraal zenuwstelsel zelf ingebouwde structuur is, een theorie die neurowetenschappers, die tot dusverre niet beschikken over de daartoe benodigde instrumenten, pas sinds kort zijn gaan verifiëren. Maar Chomsky werd pas toegelaten tot de gelederen van de intellectuelen toen hij zich uitsprak tegen de oorlog in Vietnam - iets waar hij absoluut niets van wist -, zich zodoende kwalificerend voor deze eminente positie. (...)

Uit: Tom Wolfe - De Wereld en Wolfe
Oorspronkelijke titel Hooking Up
Pag. 141/142
Uitgever: Prometheus

De hoofddoek kan je dan ook niet anders interpreteren dan ....

Uwwebmaster

Bovenaan gezet, ter ondersteuning van Geert Wilders' voorstel om geen hoofddoeken toe te staan op het gemeentehuis en bij gemeentelijke instellingen die subsidie ontvangen. Lees ook Toekomstmuziek van 1 juni 2006 hierr.

In Nederland heeft iedereen inmiddels wel een mening over het symbool de (islamitische) hoofddoek. Die meningen houden meestal, en in toenemende mate, uiteenlopende zotte excuses in voor de introductie van het malle ding. Maar wat vindt een historicus, een wetenschapper die een 'allesomvattende wereldgeschiedenis' schreef ('de maatschappij van jagers en verzamelaars', 2 delen, deel 3 verschijnt in 2011) van de introductie van de hoofddoek?

In EOS, maandblad over wetenschap, staat in het februari-nummer een interview met historicus Marc Vermeersch.

Interviewer Peter Dupont stelt de volgende vraag aan Vermeersch:

Nooit is de gelijkheid tussen man en vrouw zo groot geweest als in onze maatschappij. Begrijpt u vanuit de geschiedenis het begrip voor de herintroductie van de vrouwelijke hoofddoek?

Vermeersch:
'Zeker. De strijd voor vrouwen is nooit gestreden. Mannelijke dominantie is een biologisch feit dat cultureel verpakt wordt. De vrouw is lang het bezit geweest van de man. De hoofddoek kan je dan ook niet anders interpreteren dan als het teken dat de vrouw voor een groot stuk aan de man toebehoort. Via de islam komt die ongelijkheid onze maatschappij opnieuw binnen. Dat dit zo gemakkelijk geaccepteerd wordt, bewijst hoe gemakkelijk het voor sommige mensen is om die atavistische ongelijkheid opnieuw te aanvaarden.'

Leuk om vanuit het perspectief van deze wetenschapper een onderbouwde mening te horen over dit onderwerp. Kan Annelies Moors daar niet iets mee?

Lees ook: twintig zotte excuses voor die malle hoofddoek hierr.

Dollar Euro

Dollareuropercent
De klimaat-hetze is voorbij en ik hoop dat er maar weinig overtuigde multiculti’s over zijn. Het waren ook maar intellectuele bedenksels. Met de Euro en de Dollar zijn er wel concrete problemen. Een drietal bekende historici hebben daar hun licht op laten schijnen.

In de Financial Times van 10 februari schrijft Niall Ferguson (Schots historicus van Harvard University) “A Greek crisis is coming to America“: de Griekse fiscale krisis kan zich gemakkelijk uitbreiden naar Portugal, Spanje en V.K. maar ook naar de V.S. De Euro kan uit elkaar vallen. In de V.S. is Obama er in geslaagd de overheidsschuld tot met Europa vergelijkbare hoogte te laten stijgen. Elke fout die wordt gemaakt kan leiden tot het inzakken van alle westerse valuta en daarmee tot de verarming van het westen en het einde van zijn hegemonie.

Al eerder schreef Walter Russell Mead (Council on Foreign Relations, author of het bekende “God and Gold”) in zijn blogs ( bv. 28 januari 2010) over „American Challenges: the Blue Model Breaks Down”. Hij gaat wat dieper op de oorzaken in. De instellingen, ideeën en verwachtingen die het Amerikaanse leven sinds de New Deal beheersten werken niet meer. Een baan voor het leven, arbeidstijdverkortingen en meer vacanties, doorlopende verhoging van de levensstandaard, meer onderwijs en een betere toekomst voor de jeugd enz. enz. zijn voorbij. Dit model was gebaseerd op mono- of oligopolistische aanbieders zoals GM, AT&T en overheidsinstellingen die daarmee samenwerkten. Vrijere invoer en de nieuwe technologie hebben de toestand veranderd en maken deregulering onstuitbaar. De industrie heeft zich aan de nieuwe omstandigheden aangepast zodra staatssteun niet meer te krijgen was. De overheid zelf nog niet. De zorginstellingen nemen toe in aantal en vergroten hun taken. De ambtenarij blijft zich uitbreiden met banen voor het leven. Ambtenaren en politici vrezen voor hun posities; zij zijn de stugge verdedigers van de status quo.

De overheden kunnen dit volhouden zolang ze geld kunnen drukken en daar kapitaalverschaffers voor kunnen vinden en voor zover meer belastingen kunnen worden geheven. Grote kapitaalverschaffers zijn er nog alleen maar in het buitenland en de bevolking verzet zich steeds meer tegen belastingen voor het aanhouden van volledig beschermde ambtenaren en het betalen van inefficiente en slechte overheidsdiensten. De oude klasse-tegenstellingen tussen arbeid en kapitaal zijn verdwenen en vervangen door die tussen produktieven en niet productieven.

Dit proces is al lang aan de gang. Obama kreeg een meerderheid omdat de bevolking hoopte dat hij de bezem door de overheden zou halen. Het tegendeel is gebeurd. Dezelfde achtergronden spelen een rol bij de beweging van de „tea-parties“, maar niemand weet nog welke vorm de maatschappij zal gaan aannemen en wie de politieke spelers zullen worden.

Prof. Peter Sloterdijk schreef een geruchtmakend artikel in de Frankfurter Algemeine van 13 juni 2009 „Die Revolution der gebenden Hand“ over de fiscale kleptocratie. Het winter 2010 nummer van City Journal publiceerde de Engelse vertaling „The Grasping Hand“.

Het negentiende eeuwse idee dat de uitschakeling van adel en en clerus een eind zou maken aan uitbuiting bleek een illusie. Binnen een eeuw veranderde een aanvankelijk kleine overheid in een allesverslindend monster dat ook de komende generaties weet te pakken. De vraag is dus ook niet of het kapitalisme een toekomst heeft. We leven al lang in een semi-socialistische maatschappij. Vroeger leefden de rijken openlijk op kosten van de armen. Nu is het tegenovergestelde het geval. Dit heeft nog niet tot oproer geleid. Ongeveer de helft, het niet produktieve deel, van de bevolking, leeft op kosten van de produktieve helft en exploiteert die dus. Het wordt er in gestampt dat de armen daar recht op hebben. Onder het mom van sociale rechtvaardigheid wordt er gewerkt aan de Sisyphus taak van het opheffen van sociale verschillen. Dit kan men in lengte van dagen blijven doen want die verschillen zijn onuitroeibaar, de vraag is alleen wie dat moet blijven betalen. Het is nu zo dat een heel klein deel van de bevolking het overgrote deel van de inkomstenbelastingen opbrengt. En van deze kleine groep hangt onze welvaart af. Geld lenen en belasting heffen is de bestaaansreden van de staatskleptocratie geworden. Ook zonder corruptie is voor ambtenaren en politici de overheid een wingewest waar baantjes worden geschapen en verdeeld. Overal zijn de overheidsschulden zo kolossaal geworden dat we, zoals de geschiedenis leert, aansturen op een gigantische onteigening, welke vorm die ook moge aannemen.

Dirk Jan Dekker

Cortona, 24 februari 2010

Gelul op Twitter ("Stem met je hoofddoek!")




Afbeelding_121_3



Afbeelding_122_2

Islamofobie en Mohammedanisme: twee moeizame begrippen.

Islamofobie

Tekst uitgesproken bij de presentatie van het boek Islamofobie? Een nuchter antwoord van Frans Groenendijk ISBN 978 90 814 74016, te bestellen via http://www.islamofobie.nl, in Nieuwspoort, Den Haag 24 februari 2010.

De presentatie van dit boek zou eerder plaatsvinden in het Haagse Congrescentrum maar werd daar afgelast omdat men vreesde voor een aanslag of andere narigheden. Op advies en door bemiddeling van GroenLinks kamerlid Tofik Dibi, aan wie het boek officieel aangeboden zou worden, werd de presentatie verplaatst naar Nieuwspoort. Het boek werd daar ook aangeboden aan de zeer seculiere Fati Benkaddour, schrijfster van het boek Hoe overleef ik Nederland, 99 ideeën voor Marokkaanse jongeren ISBN 978 90 446 13957 (februari 2010).

Ten eerste wil ik de heer Groenendijk hartelijk danken voor de mogelijkheid hier enkele woorden te spreken. Hij heeft dit boek zelf uitgegeven. De meeste boeken koop ik tegenwoordig via internet en dit boek was daarop geen uitzondering. Wel jammer dat het niet gewoon bij de boekhandel ligt, want het gaat over een belangrijk politiek onderwerp. Over islamofobie zijn nog weinig wetenschappelijke monografieën geschreven en al helemaal niet in het Nederlands. De heer Groenendijk heeft een belangrijk boek geschreven. Een nuchter boek, zoals hij zelf ook zegt.

Ik sta hier als onafhankelijk onderzoeker. 'Independent scholar' noemen ze dat in het buitenland. Dat klinkt misschien een beetje zielig: zo helemaal in m'n eentje, maar ik kan u verzekeren dat het ook heel prettig is. Toch is het jammer dat IK hier sta en niet iemand die vast aangesteld is aan een van onze universiteiten. De term islamofobie is namelijk een recent fenomeen en dus belangrijk om wetenschappelijk te bestuderen. En dan niet binnen een vakgroep psychologie, waar ze verstand hebben van allemaal andere fobieën, maar binnen een vakgroep die onderzoek doet naar de maatschappelijke kanten van de islamitische godsdienst: de islamografie, het beschrijven van de islam.

Islamofobie is een recent fenomeen, zei ik.

In de jaren '80 van de vorige eeuw was ik heel regelmatig voor mijn werk op bezoek in Arabische landen. In die tijd hoorde ik nooit spreken over islamofobie en kwam ik het begrip ook niet tegen in de krant. Zelfs niet in Saoedi-Arabië, waar toch de meest zuivere vorm van islam heerst. Wie het boek van Frans Groenendijk gelezen heeft of al langer bekend is met het begrip, weet dat het ook slaat op polemieken tegen de islam of tegen bepaalde uitwassen van de islam. Ik kan u verzekeren dat die polemieken er altijd al waren, ook binnen de Arabische wereld. Er wordt daar heel wat gepolemiseerd, over en weer, en het gaat er hard aan toe. Er verschijnen aan de ene kant boeken met kritiek op het fundamentalisme en er verschijnen boeken met kritiek op het verdorven seculiere Westen aan de andere kant. Allemaal in het Arabisch. Maar boektitels met het woord Islamofobie ben ik er nog weinig tegengekomen.

Het woord Islamofobie is problematisch omdat het niet betekent wat het betekent.
Heeft iemand al eens gekeken of Orwell het niet al stiekem bedacht had?

Groenendijk zegt terecht: een fobie is een ziekelijke soort angst. Als je het in een Arabisch woordenboek opzoekt staat er bij latijnse woord fobie: 'een ziekelijke of neurotische angst, zoals angst voor het donker': ḫawfu-n marḍiyyu-n aw ǧunūniyyu-n (mina ẓ-ẓalāmi maṯala-n). Het Arabische woord voor angst is dus: ḫawf (khawf). Maar het Arabische woord voor Islamofobie is islāmufūbiyyā. De meeste arabieren kennen geen latijn. Zij zullen bij dit woord dus niet denken aan 'angst voor de islam' en misschien kunnen zij zich ook helemaal niet voorstellen dat iemand angst heeft voor de islam. Ik zit daar wel een beetje mee. Waarom hebben de officiële instanties in de islamitische wereld het woord overgenomen in z'n westerse, latijnse vorm? Is dit omdat zij ook wel weten dat het niet om een 'angst' gaat? Maar waarom gebruiken ze dan niet een van de woorden die je altijd leest in de polemieken waar ik eerder over sprak? Woorden als ʿadāwa ('vijandigheid'), taṣādum ('clash') of mukāfaḥa (confrontatie, gevecht)? Misschien moeten we dit eens vragen aan de machtige Organisatie van de Islamitische Conferentie, de OIC, waarvan ook Suriname lid is. Zij zijn een belangrijke promotor van de islamofobie.

Ik wil graag nog een ander punt aanroeren en dat is de term Mohammedanisme. Hiermee zal Frans Groenendijk weinig vrienden maken, kan ik u vertellen. Toch wil ik hem hier wel bijstaan in zijn gang op dit stekelige pad. Op bladzijde 21 van zijn boek geeft Groenendijk een paar heel elegante argumenten ter onderbouwing van zijn keuze voor dit begrip, dat tot dertig jaar geleden nog gangbaar was, ook in serieuze wetenschappelijke publicaties. Ik heb vandaag een boek meegenomen dat wij in het eerste jaar van onze studie Arabisch aan de Universiteit van Amsterdam moesten bestuderen, in 1974: Mohammedanism, An Historical Survey van Hamilton Gibb. Ik moet er wel onmiddellijk bijvertellen dat je dit woord in de tekst van het boek zelf niet meer tegenkomt want hij spreekt consequent over islam en moslims. En in 1980 heeft Oxford University Press het boek heel correct omgedoopt in: Islam, An Historical Survey. Toch zegt Gibb op bladzijde 2 van mijn editie dat de term Mohammedanisme op zich niet ongerechtvaardigd is. Hij zegt dan: "In een minder zelf-bewuste tijd noemden moslims hun gemeenschap al-ummatu l-muḥammadiyya 'de Mohammedaanse gemeenschap'. Ik kan u verklappen dat ik deze term nog steeds regelmatig tegenkom in Arabische geschriften. Bijvoorbeeld in de preken van een Rotterdamse imam, die nog in 2007 werden uitgegeven in Casablanca. Het personage Mohammed is in de islam van cruciaal belang en zonder hem valt een groot deel van het bouwwerk in duigen. Zijn naam komt dus in het Arabisch miljoenen keren voor en dat geldt ook voor de aanduiding Mohammedaans als bijvoegelijk naamwoord.

Op bladzijde 21 van zijn boek zegt Groenendijk: 'De mohammedanen geven zelf de voorkeur aan de termen islam en moslim. Deze begrippen verwijzen echter helemaal niet naar Mohammed of Allah maar betekenen zoiets als onderwerping en hij die zich onderwerpt (aan de wil van god). Ze zouden dus ook gebruikt kunnen worden voor niet-mohammedanen.' Groenendijk doelt dan op het gegeven dat vanuit de islam christenen (en ook joden trouwens!) gezien worden als moslims, weliswaar als gemankeerde moslims omdat bijvoorbeeld de christenen Jezus als zoon van Allah beschouwen en omdat ze met de joden Mohammed niet erkennen als laatste profeet. Maar strikt genomen zouden christenen en joden, ook zonder ontkenning van hun eigen dogma's, zichzelf kunnen zien als moslims in de neutrale betekenis van mensen die zich onderwerpen. Maar dan zou ik mij als humanist bijvoorbeeld ook moslim van het humanisme kunnen noemen, want ik onderwerp mij dan aan het humanisme. Dit klinkt allemaal misschien wat flauw, maar er wordt heel wat geschermd met deze woorden om ons heen. De film van Ayaan Hirsi Ali heette Submission en dat was de Egelse vertaling van Islam. Het is allemaal erg verwarrend.

Een probleem dat kleeft aan de termen islam en moslims is dat ze door de geestelijke leiders op deze aardbol heel precies gedefiniëerd zijn en dat je als individuele gelovige daar moeilijk voor kan weglopen. Toch zijn er heel wat mensen die dat doen, openlijk of stiekem. In hoeverre kan je die nog moslims noemen, willen ze zelf nog zo genoemd worden? WIJ noemen ze graag 'culturele moslims', maar noemen zij zichzelf ook zo? Of is de angst voor de vertegenwoordigers van de orthodoxie nog heel groot? Misschien is dat ook wel een vorm van islamofobie....

Het is jammer dat de term islam en moslims zo is ingeburgerd want het aardige aan de term mohammedanisme en mohammedanen is de afstandelijkheid die je ermee kunt aangeven. Net als wanneer je spreekt over christenen of boeddhisten. In mijn jeugd waren er boeken waar, helemaal niet negatief, over de mohammedanen gesproken werd, over hun gebruiken en leefwijzen. Bij mij op de lagere school zat een arabisch jongetje en die noemden wij 'de mohammedaan'. Hij kwam uit Saoedi-Arabië en wij vonden hem machtig interessant. Hij liet mij boekjes zien met allemaal mooie krulletters met punten erboven en eronder. Hij heeft vast bijgedragen aan mijn latere arabofilie, en daarmee bedoel ik mijn liefde voor de Arabische taal en cultuur.

Het beste argument voor de term mohammedanisme geeft Frans Groenendijk op diezelfde bladzijde 21. Van boeddhisten weet ik het niet, maar marxisten aanbidden niet Karl Marx, en darwinisten aanbidden niet Darwin. Marxisme en darwinisme zijn wel belangrijke ideologieën, net als de islam. U weet allemaal dat we tegenwoordig ook nog de term islamisme hebben naast islam, en daarover zou ik u ook een lang college kunnen geven.
Mohammedanisme is een eenvoudige term, en nuttig voor mensen die zich strikt afstandelijk willen opstellen. Maar, mijnheer Groenendijk, wanneer u wilt blijven vasthouden aan deze term: misschien kunt u bij een volgende druk van uw waardevolle boek overwegen om in het verlengde van de woordparen marxisme-marxisten en darwinisme-darwinisten volgende keer te spreken over mohammedanisme-mohammedanisten in plaats van mohammedanisme-mohammedanen! Daarmee brengt u uw boek nog dichter bij de zeer legitieme wetenschappelijk verantwoorde kritiek op ideologieën.

Simon Admiraal, arabist

"Bedankt fffoor de ssnelle behantheling"

Teethmadonna400a071807

Ik was er nooit aan begonnen als ik niet per ongeluk een klein stukje van m'n voortand had afgeslagen. Met een soeplepel. Zomaar, op een doordeweekse dag stak ik die lepel iets te hoog en iets te hard in m'n mond, alsof ik de weg eventjes kwijt was en vrijwel onmiddellijk voelde ik scherfjes in m'n mond. Toen ik vervolgens met mijn tong razendsnel m'n tanden aftastte, wist ik 't zeker: er was een stukje van mijn voortand af, meer een flinke scherf misschien maar als je goed kijkt, zie je het wel.

Dus bel ik de tandarts bij wie ik nu zo'n twintig jaar voor doorlopend onderhoud kom en vraag of ie, nu hij toch werk aan m'n voortanden heeft, het spleetje (diasteem) ertussen kan dichten. Op deze mogelijkheid heeft hij me al 'ns eerder gewezen, dat zoiets technisch gezien een fluitje van een cent is en dat je er niets (!) van ziet. Toch maakte zijn enthousiasme voor deze eenvoudige ingreep nooit zo'n indruk op me.

Niet dat ik vind dat 't spleetje bij mij hoort, dat is onzin, het heeft zo z'n voordelen dat tanden aaneengesloten zijn, maar ik heb er nooit last van ondervonden en zó ijdel ben ik niet. Ik zie het zelf niet eens, behalve op foto's en wanneer ik in de spiegel kijk natuurlijk, en op die manier was het me al eens opgevallen dat die extra ruimte door de jaren heen groter was geworden. Fracties van millimeters, maar toch.

Ik ga bij wijze van spreken liever naar de tandarts dan naar de kapper maar nu knijp ik 'm wel een beetje. Ik twijfel nog, wil eerst wat langer met m'n tandarts overleggen over hoe en wat en zo, maar dat vindt de vakman niet nodig, hij stelt me resoluut gerust met de woorden: "laat het maar aan mijn esthetisch inzicht over, dan maak ik er iets moois van".

Voor m'n tandarts is het dagelijkse kost, hij zal wel weten wat ie doet, en was het niet zo dat de vrouw van Ruud Lubbers niets in de gaten had toen d'r man thuiskwam na deze esthetische ingreep van niets? Zoveel lef heb ik niet, ik heb wel degelijk vooraf met het thuisfront overlegd maar G. vindt alles oké, wat ook niet alles is, maar goed.

Daar lig ik dan, en ik weet niet of de lezer dat ook doet maar ik staar naar het gezicht van mijn tandarts dat in al die jaren weinig veranderd en nauwelijks verouderd is. Tandarts zijn moet een relaxed beroep zijn, althans zoals hij 't uitoefent. De behandeling is pijnloos en na zo'n tien minuten, gaat de ligstoel langzaam omhoog en overhandigt hij me 'n handspiegel: "kijk, een héél andere Annelies!". Dat 'heel andere' zint me niet helemaal, maar als ik de spiegel dicht bij m'n gezicht wil aanbrengen om die heel andere Annelies eens goed te aanschouwen, mag dat niet: "Nee, je moet er eerst van een afstandje aan wennen," bepaalt hij, en hij houdt de spiegel op armlengte.

Ik kijk, ik voel voor 't eerst met m'n tong en ik schrik, dit zijn geen gewone tanden meer, dit zijn konijnentanden! En wat voelt 't raar, net alsof er behangsel aan de achterkant van m'n tanden is geplakt. Is allemaal normaal, verzekert de tandarts me voor ik een woord heb kunnen uitbrengen, en z'n assistente knikt instemmend. De ingreep is volledig geslaagd en ik moet toegeven dat ik geen enkel kleurverschil zie maar wat zijn die twee tanden groot en dik! Niet normaal.

Vooraf was er geen plaats voor maar nu krijg ik zowel van de tandarts als de assistente aanvullende opmerkingen en adviezen te horen die ik liever eerder had vernomen, vóórdat ik er aan begon: 'het is natuurlijk logisch dat de tanden groter en langer lijken want ik heb er wat aan moeten plakken maar het is een kwestie van wennen, over twee, drie maanden (!) zal ik echt geen verschil meer merken, ik moet eerst maar eens de reacties van anderen afwachten en dit is toch veel mooier', en dan begint de assistentie ook nog over haar eigen esthetische tandcorrectie. Ze toont me vrijmoedig haar blinkende tanden waaraan ik echt niets kan ontdekken waardoor zij er maanden aan heeft moeten wennen; ik weet zeker dat het bij mij anders is.

Ik verman me echter en veer op want wil zo snel mogelijk alleen met m'n 'nieuwe tanden' zijn, en zeg: "Bedankt fffoor de ssnelle behantheling".

Help! Ik kan niet meer normaal praten, ik slis! En niet zo'n klein beetje ook, met name de f-klank komt er niet normaal uit, m'n tong blijft dan achter die grote, vreemd aanvoelende konijnentanden steken. Het is lachwekkend, maar ik moet nu eerst weg van deze plek.

De avond die volgt is er een van licht gejammer, en 't lukt G. maar niet me met z'n "het valt heus wel mee," en "ik houd even goed van je" gerust te stellen. Ik voel me een ander mens, inderdaad een 'heel andere Annelies' maar niet degene die ik me had voorgesteld.

De volgende ochtend hang ik vroeg aan de telefoon. Afgezien van het feit dat ik het esthetisch geen vooruitgang vind - het kan toch niet de bedoeling zijn dat ik door deze eenvoudige ingreep anders ben gaan praten? Ik heb toch geen kunstgebit gekregen? Dit was toch een fluitje van een cent? Van dat slissen na zo'n ingreep heeft m'n tandarts nog nooit gehoord, althans, hij gaat er niet op in maar gelukkig kan - als ik daar op sta - alles technisch ongedaan gemaakt worden, daar doet hij niet moeilijk over, het is zijn vak, en dat is het enige wat ik wil horen, al wil hij me niet eerder dan over twee weken terugzien, eerst moet ik 't maar eens uitproberen en reacties van derden afwachten.

De reacties van anderen kunnen me niets schelen, al is het waar dat niemand die ik in die vier weken zie - ja ik heb echt m'n best gedaan - dat niemand in die periode iets aan mij heeft gemerkt. Geen zusters, geen vrienden, geen kennissen is de verandering opgevallen, maar na die vier weken heb ik genoeg van het geslis en die rare, onnatuurlijk aanvoelende grote tanden.

"Weet je wat," zegt de tandarts, als ik hem een maand later vanuit de ligstoel wederom aanstaar, "ik maak de ruimte weer open maar wel iets minder groot dan ie was en 'k haal ook wat van de lengte af".

Ik denk dat mijn tandarts heel wat heeft meegemaakt maar dit vast nog nooit (ik durf hem er niet meer naar te vragen), maar het zijn en blijven mijn tanden én diasteem.

AnneliesvanderVeer

Gelul Op Twitter


Afbeelding_117_4

[Ahmed Marcouch houdt stug vol: religies en 'n geaardheid (homosexualiteit) op 1 lijn stellen. En Ahmed Marcouch, mogen ongelovigen in Nederland ook zichzelf zijn?]

Zolang...

Gevonden_voorwerpen_3
Update 2, 24.2.2010:
"Inderdaad, ik heb me vergist in de emancipatiedrift van de Nederlandse moslims. Maar bovenal heb ik me vergist in de hardnekkigheid waarmee deze emancipatie is tegengewerkt door politieke partijen, die ooit werden opgericht om hun achterban te emanciperen." door Carel Brendel hierr.

Plus update! 'Het Mandement van bisschop Mohamed Rabbae' hierr.

De gemeenteraadsverkiezingen - Sheikh Fawaz Jneid


(...) Zolang het een zaak betreft die ons allen aangaat, wordt samenwerking met niet-moslimorganisaties niet uit de weg gegaan. Het uitgangspunt hierbij dient te zijn dat deze samenwerking waarheid en rechtvaardigheid bevordert. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Ondersteunt elkaar bij het goede en godsvrucht. En ondersteunt elkaar niet bij zonde en agressie.”
(Soerat al-Maa’idah: 2)

In het licht van het voorgaande kunnen wij zeggen dat bij de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen de moslims in Nederland voor een serieuze uitdaging komen te Imam_sheik_fawaz_jneidstaan. Een uitdaging wat betreft het opkomen voor hun rechten. Politiek Nederland moet duidelijk worden gemaakt dat ze niet om ons heen kunnen bij het maken en invoeren van wetten.

Dit kunnen wij verwezenlijken door actief deel te nemen aan deze gemeenteraadsverkiezingen en te stemmen op degene die oprecht bereid is zich in te zetten voor de zaak van de moslims. Hierbij horen onder meer:

1. Het recht op Islamitische scholen.
2. Het recht van de moslima op het dragen van de hoofddoek; in het bijzonder op scholen en op werkplekken.
3. Het verwerpen van iedere vorm van belediging richting God, Boodschappers en Islamitische Voorschriften.

(...) Tevens moeten we niet vergeten dat Adolf Hitler en Benito Mussolini, dankzij hun propaganda, aan de macht kwamen via de stembus. Propaganda die niet veel verschilt met die van een aantal hedendaagse rechtse figuren. Vele kiezers waren toentertijd misleid door deze propaganda die naderhand de burgers alleen maar oorlog, moord en verwoesting bleek te hebben toegebracht.

(volledige bericht hierr)

De rol van de Sharia en Islam in onze multiculturele samenleving

Arabist_jansen

AAN: Lorenzo Favetta
Hoofdredacteur Fiat Justitia
Rotterdam

Utrecht, 3 januari 2010

Zeer geachte Lorenzo Favetta:

Allereerst mijn beste wensen voor 2010. Het kon wel eens een roerig jaar worden. Het bewind Balkenende heeft zoals u weet in december 2009 een dagvaarding laten betekenen aan een zekere G.W., waarin de Officier van Justitie deze G.W. ten laste legt strafbare meningen geuit te hebben. De regiezitting staat geagendeerd voor woensdag 20 januari 2010 aan de Parnassusweg in Amsterdam.

G.W. wordt in deze dagvaarding onder meer ervan beschuldigd dat hij de Paus geciteerd heeft. De Heilige Vader is ook maar een mens, niet alles wat hij zegt is onaantastbaar en bijzonder. Maar tot op heden zijn er maar weinig regimes die het aangedurfd hebben het citeren van de Paus te criminaliseren. Maar Balkenende en zijn compagnons zien daar niet tegenop. Dit is pas de ware geest van de VOC.

Zo beschuldigt de dagvaarding (p. 2, onderaan) de verdachte ervan in de Volkskrant van 7 oktober 2006 gezegd te hebben: ‘De Paus heeft volkomen gelijk’. Je moet maar durven! Bewondering voor de moed van het regime en haar dienaren en kamerheren is op zijn plaats, want er zijn niet veel regimes die een confrontatie met de Paus langdurig overleefd hebben.

Anderzijds moet ik onder zulke omstandigheden afzien van het leveren van een bijdrage aan uw blad over het door u voorgestelde onderwerp: ‘De rol van de Sharia en Islam in onze multiculturele samenleving’, indien tenminste mijn artikel ook verspreid en openbaar gemaakt zal worden. Laat ik u in deze brief uitleggen waarom.

De hierboven genoemde dagvaarding bevat meer dan alleen de beschuldiging dat verdachte de Paus en de Italiaanse schrijfster Oriana Fallaci geciteerd heeft. Deze dagvaarding is zo algemeen van aard en zo ruim gesteld dat zo goed als alle boeken of artikelen op mijn vakgebied er onder kunnen vallen. Mijn vakgebied, de islamografie, en dat direct vanuit de Arabische bronnen, wordt daarmee verboden terrein voor een ieder die niet in conflict wil komen met de mannetjesputters van het regime.

Het is nu zelfs de vraag geworden of de boeken en tijdschriften die de universiteitsbibliotheken over dit vakgebied bevatten, wel op de schappen kunnen blijven staan. Immers, ook op de inhoud van dit (tot voor kort zo eerbiedwaardige!) drukwerk is de dagvaarding haast volledig van toepassing. Alhoewel, mogelijk is hier het opportuniteitsbeginsel van toepassing. De Officier van Justitie kan moeilijk de collecties van de Nederlandse universiteitsbibliotheken gaan doorzoeken op dit thema. Mogelijk dat hiervoor in een later stadium wel mankracht zal kunnen worden vrijgemaakt. Laten we er maar het beste van hopen.

De situatie brengt de apocriefe anekdote in herinnering over de commandant van het leger dat kort na de dood van Mohammed (570-632) Egypte heeft onderworpen, een zekere Amr Ibn al-As. Deze generaal verovert in 641 de stad Alexandrië voor de islam, en laat dan de bibliotheek daar in brand steken omdat wat er al in de Koran staat, niet meer elders bewaard hoeft te worden. Wat er niet in de Koran staat, hoeft al helemaal niet bewaard te worden. De bibliotheek van Alexandrië is eeuwenlang de beste, grootste en belangrijkste bibliotheek van de planeet geweest. Hoewel, haast ik mij te zeggen, de islam is beter, groter en belangrijker.

Uw verzoek aan mij dateert van enige tijd terug. Uw verzoek luidde of ik bij machte was een stuk over de islam en de sharia te schrijven dat juristen met plezier zouden kunnen lezen. Daarop heb ik destijds haast direct ‘ja’ gezegd, maar het schrijven en publiceren van dergelijke stukken kan natuurlijk nu niet meer. Zeker iemand die geen jurist is weet voorlopig niet wat er wel en niet mag wat dit onderwerp aangaat.

Is het beledigend vast te stellen dat de islam niet alleen een geloof is, maar ook een levenswijze? De Koran zegt dat ook, dus waarschijnlijk ben ik met deze bewering niet op gevaarlijk terrein. U weet het: Een geloof bestaat uit een verzameling oncontroleerbare stellingen als ‘de hemelen verkondigen Gods eer’, of ‘Jezus is de Zoon van God’, of ‘Mohammed is de Gezant van Allah’. Een levenswijze is daarentegen een verzameling van daadwerkelijk uit te voeren handelingen, die in een bepaalde gemeenschap als norm gelden.

De juiste islamitische levenswijze, leert de theorie van de islam, is door juristen onder woorden gebracht met behulp van de aanwijzingen die de Koran bevat, en opgebouwd tot een volwaardig juridisch systeem, de zogeheten sharia. Wie nu nog niet weet wat de sharia is, kan wel op het dak gaan zitten. Daar zal hij een Amsterdamse Rechter-Commissaris aantreffen die denkt dat de sharia ‘het islamitische canonieke recht’ is, vergelijkbaar met de bloedeloze Hervormde Kerkorde, of de Roomse reglementen omtrent het celibaat.

Rechtshistorici daarentegen denken soms dat de sharia een geïslamiseerde vorm is van het provinciaal Romeins recht zoals dat in het Midden-Oosten voor de komst van de islam gold. Allerlei rechtsregels uit de wereld van Keizer Justinianus (483-565), de bouwer van de Aya Sofia, komen we eveneens tegen als uitspraken die worden toegeschreven aan de gezellen van Mohammed (570-632), de profeet van de islam. Dat is een groot wonder, en het bewijst Gods bijzondere belangstelling voor Mohammeds tijdgenoten, en zijn speciale goedgunstigheid jegens deze generatie, aan wie het Midden-Oosten zo veel te danken heeft. Hierover is gepubliceerd door Bat Yeor, Patricia Crone, en vele anderen. Het is voorlopig de vraag of het toegestaan is te veronderstellen dat de sharia grotendeels een voortzetting is van deze vorm van het Romeins recht. Moge God verhoeden dat zulke islamofobe ketterijen en beledigingen verder verspreid worden.

De vrienden en vriendinnen van de islam weten als weinig anderen hoe het wél zit. Eigenlijk ben niet ik degene die u moet uitleggen wat de bevoegde islamitische godsdienstonderwijzers onderwijzen. Dat moeten zij zelf doen. U weet, die godsdienstonderwijzers doen namelijk nog wel wat meer dan kinderen met stokslagen dwingen de koran uit het hoofd te leren. Zij stellen bijvoorbeeld dat Mohammed het ‘goede voorbeeld’ is voor alle moslims. Dit zegt de Koran inderdaad ook, en wel in vers 33:21. (In het Nederlands worden de islamitische godsdienstleraren meestal ‘imam’ genoemd).

Mohammeds uitspraken zijn overgeleverd in een zestal canonieke verzamelingen. Mohammeds leven is beschreven in een aantal klassieke biografieën, waarvan de oudste die van Ibn Ishaq is. Dit boek dateert mogelijk van ongeveer 750. Dat is meer dan een eeuw na de dood van Mohammed. Helaas zijn er nog geen inscripties of papyri gevonden die de historiciteit van Mohammed op hetzelfde niveau brengen als de historiciteit van, bijvoorbeeld, Alexander de Grote, Julius Caesar of Pontius Pilatus. Maar wat niet is, kan nog komen.

Die islamitische overleveringen over wat Mohammed zoal gedaan heeft, zijn in moderne ogen verontrustend van inhoud en strekking, zeker indien dit als voorbeeld voor moderne moslims moet gelden. Mohammed heeft weerloze krijgsgevangen die zich aan hem hadden overgegeven, laten executeren. Mohammed heeft rond zijn woonplaats karavanen, oases, steden en dorpen overvallen en beroofd, en de inwoners als slaaf verkocht. Mohammed heeft een huwelijk met een jong meisje gesloten, en haar toen zij negen jaar oud was ontmaagd.

Mohammed heeft op één dag zes- tot negenhonderd joden onthoofd. De beschuldiging tegen hen luidde dat zij onderhandelingen hadden geïnitieerd met anderen, die zich ook door Mohammed bedreigd voelden. Er zit trouwens ook nogal wat Jodenhaat in de Koran, een tekst die volgens de islamitische theologie het letterlijke woord van God is – dat wil zeggen, moslims geloven dat Mohammed heeft gezegd dat de engel Gabriel heeft gezegd dat God deze woorden gezegd heeft. Een zekere Bill Warner heeft het nageteld, en classificeert 10.6% van de tekst van de Koran als anti-Joods, tegen 6.8% van de tekst van Mein Kampf, een boek van de hand van de Duitse staatsman A. Hitler. Maar het spreekt vanzelf dat zoiets lastig uit te rekenen en te controleren is.

Mohammed heeft opdracht gegeven tot een aantal sluipmoorden, onder andere op een zwangere dichteres die hem bespot zou hebben. Mohammed behandelde vrouwen als oorlogsbuit. De ware postmoderne multiculturalist maakt zich hier geen zorgen over. Integendeel, deze daden zijn goed want het was de gezant van God die ze pleegde. Dit was immers Gods wil en opdracht. Wat God doet dat is welgedaan, zijn wil is wijs en heilig.

Naast de Koran en het overgeleverde voorbeeld van Mohammed kent de sharia nog twee bronnen, of ‘wortels’, zoals de godsdienstonderwijzers zeggen, namelijk de analogie en de consensus. Wat analogie is, is duidelijk: Als wijn verboden is, is port dat ook. Ook consensus wordt als een ‘wortel’ beschouwd omdat het ondenkbaar is dat God zijn gemeente eenstemmig laat dwalen. Als er sprake is van eenstemmigheid, kan er niet tegelijkertijd sprake zijn van dwaling. De sharia is niet gecodificeerd, maar iedereen kan de godsdienstleraren komen vragen hoe het zit. Het antwoord op zo’n vraag heet een fatwa. Degene die een fatwa geeft, wordt een Mufti genoemd.

De islam leert dat de Koran niet in één keer maar geleidelijk aan en in gedeelten geopenbaard is. Dat betekent dat het ene vers ouder is dan het andere. Wanneer er een conflict tussen twee verzen bestaat, heeft het latere vers de voorkeur. In de begintijd van de Koran werd de wijn geprezen; aan het einde verboden (Koran 2:219 en 47:15). Zoals bekend heeft de sharia het verbod overgenomen. In het begin vraagt de Koran om godsdienstvrijheid, nl. voor de aanhangers van Mohammed in Mekka (Koran 109:8). Later geeft de Koran opdracht om wie niet bereid zijn Mohammed als Gezant van God te erkennen, te beoorlogen en te doden behalve als ze zich bij de islam willen aansluiten (bijvoorbeeld 9:5, en omstreeks 164 parallelpassages). De sharia heeft dit gebod tot beoorloging overgenomen.

Het probleem met de sharia is niet dat de concrete rechtsregels van de sharia in strijd zijn met de regels die de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens bevat. De regels die de UDHR (1948) geeft, zouden veranderd kunnen worden, zoals dat ook metterdaad gebeurd is in de universele verklaring voor de islamitische mensenrechten, de UIDHR van Parijs 1981, of de Cairo Declaration on Human Rights in Islam van 1990. Het probleem is vooral dat de regels van de sharia niet gemaakt worden door gekozen politici, maar door leden van het gilde van de elkaar coöpterende godsdienstleraren. Ook maken de regels scherp verschil tussen mannen en vrouwen, moslims en anderen, en tussen wie slaaf is en wie vrij is. Die drie onderscheidingen zijn niet in overeenstemming met de Westerse idealen omtrent de gelijkheid van de mens.

Zowel voor moslims als voor anderen is de sharia het belangrijkste gedeelte van de islam. Anders dan de verdedigers van de islam buitenstaanders willen inprenten, is de sharia een monument van overeenstemming. Gezien de wijze waarop de sharia tot stand is gekomen, is dat niet verwonderlijk. Aan de rafelrandjes van marginale kwesties bestaan meningsverschillen zoals dat in ieder rechtssysteem het geval is. Als zulke verschillen er niet waren, zouden partijen die elkaar voor de rechter willen dagen immers niet beide een advocaat kunnen vinden. Overigens kent de sharia eigenlijk geen advocaten, de gedaagde staat er alleen voor. De klassieke functie van de professionele, rechtsgeleerde raadgever uit het Romeinse recht is in de sharia getransformeerd tot de figuur van de rechtsgeleerde mufti.

Misschien dat er individuele moslims zijn die bijvoorbeeld de islamitische mystiek, het Soefisme, diep in hun hart belangrijker vinden dan de ‘werken der wet’ zoals de islam die voorschrijft. Maar van zulke opvattingen gaat geen invloed uit op het openbare leven of de openbare ruimte. Van de sharia daarentegen wel, zowel in oorlogs- als in vredestijd. De profeet van de islam heeft bijvoorbeeld gezegd dat hij gekomen is om aan drie zaken een einde te stellen: het teken des kruises, de kruik en de luit.

De voorhoede van de islam maakt dan ook bezwaar tegen het kruis op de mijter van Sinterklaas, of op het overhemd van een Amsterdamse trambestuurder. De Taliban vernietigen muziekinstrumenten in de gebieden die zij veroverd hebben. De Soedanezen in Khartoem hebben grote hoeveelheden prachtige whisky de Nijl in gespoeld. Natuurlijk is voor veel moslims de eis een einde te maken aan kruis, kruik en luit vooral theorie. Maar de buitenwereld weet nooit wanneer de theorie gepraktiseerd zal gaan worden. Dat schept rechtsonzekerheid. Mag ik mijn speelgoedbeertje wel Mohammed noemen? Het antwoord op die vraag kan bepalend zijn voor leven en dood.

Aan het einde van deze brief wil ik graag toch nog even terug naar het geloof (niet de wetten) van de islam, al was het alleen maar omdat er in het Westen veel belang wordt gehecht aan het geloof, zo zelfs dat in westerse oren de woorden ‘geloof’ en ‘godsdienst’ haast synoniemen zijn. Elke godsdienst kent een geloofsleer, naast een gedragsleer, een systeem van ritueel en een regeling ter uitoefening van het godsdienstig gezag. Het geloof is weliswaar slechts een van de vier wielen van de automobiel, maar we weten allemaal dat je op drie wielen niet rijden kan.

De geloofsbelijdenis van het christendom gaat uitsluitend over het christendom. ‘Ik geloof in God de almachtige vader, schepper van hemel en aarde, en zijn eniggeboren zoon Jezus Christus, licht uit licht, waarachtig God uit waarachtig God,’ enzovoort. De islamitische geloofsbelijdenis gaat daarentegen niet over de islam maar over de andere godsdiensten, eigenlijk over alle godsdiensten behalve de islam: ‘Er is geen god dan Allah’.

Een geloofsbelijdenis is toch een intiem document dat op intieme momenten te voorschijn wordt gehaald. Niet in het geval van de islam. De islamitische geloofsbelijdenis gaat over anderen, en laat weten dat alles wat anderen geloven, flauwekul is, en apekool. Het is mogelijk dat deze islamitische opvatting juist is, maar onbeleefd en bemoeizuchtig is het toch ook wel. Waarom zo veel vijandschap en agressie jegens anderen, en dat in een document dat toch bedoeld zou moeten zijn om de eigen geloofsleer samen te vatten?

Overigens noemen moslims hun credo niet ‘geloofsbelijdenis’, maar ‘getuigenis’, hetzelfde woord dat bij een rechtbank voor ‘getuigenverklaring’ wordt gebruikt. Dat is misleidend. Het gaat niet om een getuigenis omtrent eigen waarneming en wetenschap, maar om een ongevraagde, afkeurende mening over het geloof van iedereen die geen moslim is. Het is te hopen dat de verwarring die dit woordgebruik zaait, geen invloed heeft op moslims die als getuige bij een rechtbank optreden.

Zeer geachte Lorenzo Favetta: Nogmaals geef ik uitdrukking aan mijn teleurstelling dat ik ondanks onze afspraak geen publicabel artikel zal kunnen leveren. We weten pas weer waar we aan toe zijn nadat de processen tegen de cartoonist Gregorius Nekschot en de genoemde G.W. (overigens een gekozen parlementariër) tot in hoogste instantie gevoerd zijn, en dat kan nog wel even duren. Tot zo lang: Mondjes dicht, en snaveltjes toe.

Hoogachtend,


Hans Jansen

Gepubliceerd in: Fiat Justitia, Jrg. 22, nr. 2, Februari 2010, pp. 14-17

9 vragen aan Frans Groenendijk

Uwwebmaster

Wederom actueel, bovenaan gezet speciaal voor Michiel Middendorf, directeur van World Forum. Kritisch islamboek tóch gepresenteerd in Den Haag.

Frans Groenendijk
(56 jaar), docent wiskunde op een middelbare school, schreef het boek 'Islamofobie? Een nuchter antwoord'. Hij gaf het in eigen beheer uit. Enkele kritische vragen die ik de auteur per email voorlegde.

Vraag 1.
Er verschijnen de laatste jaren nogal wat boeken over 'de islam' en aanverwante onderwerpen, geschreven door gezaghebbende en kritische schrijvers als Ayaan Hirsi Ali, Nahed Selim, Arabist Hans Jansen, rechtsgeleerden Afshin Ellian en Paul Cliteur, om auteurs als Bat Ye'or, Bruce Bawer, Robert Spencer, Christopher Caldwell en Rodney Stark maar niet te noemen. Ik heb uw boek niet gelezen, wel doorgebladerd en her en der wat fragmenten gelezen en het viel me daarbij op dat u onderwerpen aansnijdt waarover genoemde auteurs en anderen reeds uitgebreid gepubliceerd hebben.

Waarom zou de lezer uit het grote, gevarieerde aanbod boeken over dit onderwerp juist uw boek moeten lezen?

Frans Groenendijk:
Vraag 1 en 2 beantwoord ik graag in samenhang. Het is echt een eer om in een alinea genoemd te worden met deze mensen, maar ik heb aan mijn afkomst uit een arbeidersgezin ook geen last van valse bescheidenheid overgehouden. Ik heb mezelf deze vragen ook gesteld en er zelfs in het voorwoord iets over aangestipt.

Hoewel er uiteraard ook overlap is, is mijn boek heel anders dan dat van elk van hen.

Het belangrijkste verschil zit in mijn volkomen politieke en zodoende ook niet louter analyserende insteek. Op een prominente plaats op “De Webstek bij het Boek” heb ik het weinig bekende citaat van Churchill opgenomen waarin hij niet de Koran met Mein Kampf vergelijkt maar Mein Kampf met de Koran. “Churchill bekeek het mohammedanisme en het Arabische imperialisme zoals elke rationeel denkende staatsman zou doen: in het licht van de realiteit, geopolitieke verhoudingen en internationale macht” staat daar nog bij. Niet dat ik mezelf nu neer wil zetten als staatsman, maar rationeel denkend ben ik wel en ik probeer uit het optreden van de grootste Brit die ooit geleefd heeft, wel degelijk inspiratie te putten. Daarnaast heb ik het boek geschreven als “ex-linkse, maar niet rechtse” politicus. Juist vanwege mijn linkse geschiedenis en bekendheid met de manier van discussiëren binnen GroenLinks en PvdA-kring, is mijn betoog voor hen hopelijk goed te volgen. Ik ben in dit verband ook blij dat juist het GroenLinks Kamerlid van Marokkaanse afkomst, Tofik Dibi, toegezegd heeft bij de officiële presentatie van het boek een eerste exemplaar in ontvangst te komen nemen.

Mijn insteek lijkt een beetje op die van de onvolprezen onderzoeksjournalist Carel Brendel, schrijver van Het verraad van Links, die op HoeiBoei gelukkig ook vaak te lezen is. Islamofobie? heeft echter een meer historische en meer internationale invalshoek en focust ook veel sterker op het mohammedaanse gedachtegoed zèlf. Een cruciale passage die dit verheldert staat in het hoofdstuk over trouwen binnen de familie, genitale verminking en eerwraak:

“Wanneer je bovenstaande tot je door laat dringen wordt het verdedigen van het mohammedaanse gedachtegoed ineens heel veel moeilijker. De Mauretaanse cultuur en niet de officieel vastgelegde invloed van sharia, is bepalend voor het voortbestaan van de praktijk van het letterlijk vetmesten van meisjes voor de huwelijksmarkt. De Pakistaanse cultuur en niet de officiële mohammedaanse grondslag van dat land is bepalend voor het grote aantal vrouwen dat er vermoord wordt omdat ze met iemand van eigen keuze willen trouwen. Teheranse vrouwen die onvoldoende gesluierd zijn worden opgepakt vanwege de politieke lijn van Ahmadinejad in plaats van door het theocratische karakter van die staat. Als dat allemaal waar is, hoe kunnen we dan nog om de constatering heen dat het beschaafde gezicht van het mohammedanisme in Nederland en andere westerse landen te danken is aan de westerse cultuur en niet aan de mohammedaanse ideologie? Of wat minder omzichtig geformuleerd: dat het mohammedanisme voor velen in Westerse landen niet zo bedreigend overkomt is te danken aan het feit dat het mohammedanisme hier nog niet zo veel invloed heeft”.

In Islamofobie? gaat het ook over grote lijnen. Terwijl anderen een oorlogszuchtige of juist een vredelievende passage uit hoofdstuk 8 onder de loep nemen, wijs ik op de naam van dat hoofdstuk -“De (oorlogs)buit”- en vraag me hardop af wat een hoofdstuk met zo’n titel doet in een ‘heilig’ boek.

Het vertrouwen om een boek te ‘durven’ schrijven over dit onderwerp ontleen ik aan een hoge mate van respectloosheid. Respect is immers (volgens Van Dale) “eerbied uit hoogachting of angst” en hoogachting noch angst is bij de benadering van het mohammedaanse gedachtegoed op zijn plaats. Het kind dat riep dat de keizer naakt was, hoefde helemaal niet over heel speciale kwaliteiten te beschikken: het missen van ongezonde remmingen volstond. Het weblog dat “De Webstek bij het Boek” gaat begeleiden heet niet voor niets “Keizers & Kleren”.

Vraag 2.
U heeft in uw opleidingscarrière geen islam georiënteerde studie gevolgd. Wat geeft u het vertrouwen om dan zo'n uitgebreid boek over dit onderwerp te schrijven?

Zie bij antwoord vraag 1.

Vraag 3.

Heeft u ook andere boeken geschreven?

Frans Groenendijk:
Wel eens een artikel in een tijdschrift van enig nvieau en een oplage van enkele duizenden, maar een boek nog nooit. Best spannend.

Vraag 4.
De betekenis en de zinvolheid van het woord islamofobie staan zeer ter discussie. Was het niet verstandiger uw boek een inhoudelijk concretere titel te geven?

Frans Groenendijk:
Nee, juist niet. Ik ben echt zeer tevreden over de titel. De kreet ‘islamofobie’ is het vaandel waaronder de belangrijkste politieke manifestatie van het mohammedanisme, de OIC, zij aan zij met extremisten en verdwaasden uit het Westen, de vrijheid van meningsuiting aanvallen: de moeder van alle vrijheden in de woorden van Salman Rushdie. Mijn bedoeling en hoop is dat Islamofobie? als een nucleaire boemerang op deze acties terug zal slaan. Bovengenoemde Winston Spencer Churchill voorspelde al dat de volgende grote confrontatie er vooral een zou zijn van ideeën. Hij merkte ook op dat een nieuw fascisme zich vermoedelijk zou tooien met de term anti-fascistisch. We zijn nu getuige van de juistheid van beide voorspellingen. Ik hamer ook op het belang van de correcte term ‘mohammedanisme’ in plaats van het verdoezelende en verwarrende ‘islam’. Woorden zijn belangrijk in de ideologische strijd.

Vraag 5.
Uw schrijfstijl is bijzonder zakelijk, ja nuchter te noemen- dat schrijft u met gepaste trots zelf - zelfs in het korte hoofdstuk dat 'over mijn moeder' heet, houdt u dat consequent vol. In het algemeen lijkt enige vorm van zelfspot u vreemd te zijn, terwijl u in een noot op pagina 298 uw teleurstelling uit over de wat cynische toon van 'Barry Oostheim' die in zijn artikel 'Dhimmitude op Nederlandse universiteiten' een onthutsend beeld schetst van de propagandabolwerken voor het mohammedanisme binnen westerse universiteiten.

Kunt u zich voorstellen dat een ironische (of desnoods cynische toon) een artikel of boek beter leesbaar maakt en dat de boodschap dan evengoed overkomt?

Frans Groenendijk:
Bedankt voor het compliment. Zelfspot is wel aanwezig in het boek maar ik geef toe dat het er niet dik boven op ligt wanneer ik bijvoorbeeld schrijf over mijn actie om stenengooiende Marokkaanse jongens tot bedaren te brengen. Ironie is zeker een sterk stijlmiddel -ik ben er helaas niet zo sterk in- maar cynisme is bij dit thema, is eigenlijk bij elk politiek thema misplaatst, al was het maar omdat steeds weer blijkt dat dit lang niet door iedereen begrepen wordt. Een cynische toon versterkt reeds overtuigden in hun opvatting maar overtuigt zelden iemand.

Vraag 6.
U komt uit een katholiek gezin maar bent al jaren atheïst. Toch staat er op pagina 327 te lezen, daar waar informatie over de auteur wordt gegeven, dat uw verjaardag samenvalt met de feestdag voor de patroonheilige van Barcelona 'Virgen de la Merced' en dat "dat patroonschap teruggaat op de tijd van de mohammedaanse overheersing van het Iberisch schiereiland toen de orde van Merced werd opgericht. De orde der mercedarios had als doelstelling het bevrijden van katholieke gevangen uit de handen van de mohammedaanse heersers. In het bijzonder werden tot slaaf gemaakte mensen vrijgekocht."

Heeft u uzelf een dergelijke taak of rol toebedacht? Wilt en gaat u Nederland 'redden'?

Groenendijk:
Dat was dus juist een beetje verhulde zelfspot. Toen ik een aantal mensen wees op dat grappige toeval schreef er een iets terug in de trant van “Nomen est omen”. Tegelijkertijd vond ik het een goede kapstok om nog eens extra de aandacht te vestigen op een deelonderwerp van het mohammedanisme-debat waarbij ik altijd de grootste moeite heb om niet te gaan schuimbekken: slavernij. Het idee om lieden die mensen, kinderen zelfs, tot slaaf gemaakt hebben, geld te geven om hen weer vrij te laten is zo walgelijk. Mijn weerzin daartegen leidde tot deze alinea in het boek: “In de documentaire ‘My Slave, My Infidel’ [over Soedan] wordt gesproken van 200.000 mensen die tot slaaf zijn gemaakt. Helaas is er ook sprake van initiatieven om ze vrij te kopen. Helaas, want het is toch werkelijk absurd dat de daders niet met geweld aangepakt worden”.

En dan nog wat over dat ‘redden’ van Nederland. Wie op zo’n vraag een antwoord geeft dat uitgelegd kan worden als iets dat ook maar ruikt naar een beetje ‘ja’, zet zichzelf daarmee behoorlijk te kakken. Een deel van de problemen waar we vandaag de dag in het Westen mee te kampen hebben is echter de verdachtmaking van alles wat aan mannelijk optreden doet denken. Het Westen heeft meer behoefte aan het vergroten van het aantal mannen dat zich er niet voor schaamt ballen te hebben, dan aan één ‘redder’. Ik verwijs in dit verband graag naar een interview dat de Deense psycholoog Nicolai Sennel gaf aan het blog ‘The Gates of Vienna’, in Nederlandse vertaling te lezen bij ‘Het Vrije Volk’. Hij sprak van een gebeurtenis die bij hem een omslag in het denken te weeg bracht: “Tien jaar geleden hadden we een verschrikkelijk voorval in Denemarken. Vier jonge moslimjongens sleepten een meisje aan haar haren door de grootste winkelstraat in Kopenhagen en probeerden haar te verkrachten. Ondanks dat ze schreeuwde en het duidelijk was dat er iets vreselijks aan de hand was, greep niemand in. Stelt u zich dat eens voor: een meisje wordt door de meest drukke straat in Denemarken gesleept -waar veel omstanders zijn- en niemand doet iets om ze te stoppen.
Niet actief te proberen in te grijpen -zelfs als u daarmee het risico loopt dat uw collega's, vrienden of familie kritiek op u zullen gaan hebben, of dat u een blauw oog oploopt- is waarschijnlijk het ergste wat men het eigen zelfvertrouwen, persoonlijke ethiek en menselijke waardigheid kan aandoen. Als we alleen maar bereid zijn om zwakkeren te helpen als het zonder enig risico voor onszelf is, zijn wij een stelletje waardeloze lafaards.

Een van de meest optimistisch stemmende ervaringen vorig jaar was dan weer dat een vrouwelijke collega(docent) tegenover mij verzuchtte dat het voor jongens zo’n ontzettend slechte ontwikkeling is dat ze in het basisonderwijs bijna uitsluitend vrouwelijke leerkrachten tegen komen. Ik bedoel: dat vrouwen, en meer specifiek vrouwelijke docenten, dat zo benoemen: dat stemt hoopvol.

Vraag 7.
Toch even een persoonlijke vraag, als u die wilt beantwoorden. Heeft uw directe omgeving (gezin, familie, vrienden) u gesteund bij dit project?

Groenendijk:
Een dochter van vrienden, een nu 16-jarig meisje -ooit noemde ze mij “een soort tweede vader”- was zwaar geschokt toen ze alleen nog maar het onderwerp van mijn boek hoorde. Onmiddellijk werd het door media en school ingestampte vergif van de demonisering van Wilders en iedereen die zich geen fel tegenstander van hem noemt, actief. Inmiddels heeft ze zich er al wat mee verzoend, haar ouders slikken mijn argumenten niet voor zoete koek maar we kunnen er inmiddels goed over discussiëren.

In een dubbeluur met een vierde klas VWO op vrijdagmiddag liet ik eens, gevraagd naar de besteding van mijn vrije tijd, los dat ik een politiek boek aan het schrijven was. Nog voordat ik naam of thema genoemd had, was onmiddellijk de vraag of ik “voor of tegen Wilders” was. Toen ik antwoordde dat ik het met een aantal punten van Wilders eens was, steeg een beschaafd gejuich op.

Nadat hij het hele boek in hoog tempo had uitgelezen was mijn broer volledig ‘om’: hij is nu een zeer actieve verkoper van het boek. Wat betreur ik het lot van die arme meneer Wilders die niet alleen gehaat wordt door de links-extremisten, maar ook nog een rare oudere broer heeft die het nodig vond om bij Pauw & Witteman op gemaakt-beschaafde wijze zijn broer een mes in de rug te steken.


Vraag 8.

U hebt voor de voorkant van uw boek een foto gekozen van drie zwaar en in 't zwart ingepakte schoolmeisjes in Iran. De meisjes zitten op een bankje en zijn op de rug gefotografeerd. Waarom heeft u toch voor deze deprimerende foto van moslims uit een ver land gekozen? Is het niet Islamofobie
verontrustend genoeg dat in Nederland een zeer grote groep hoofddoekdragende meisjes en kinderen is ontstaan? Heeft u zelf meisjes in uw klas (gehad) die een hoofddoek dragen? Hoe gaat u daarmee om? Is het een onderwerp van discussie of zijn dit maar details in een veel groter geheel?


Groenendijk:
De belangrijkste reden om voor deze foto te kiezen was de ontdekking, de schokkende ontdekking, dat verschillende mensen uit mijn omgeving de foto helemaal niet afschrikwekkend vonden. In het boek zelf schrijf ik over de foto: “Valt deze strikte, uniforme vorm van sluiering überhaupt (nog) op? Ziet men dit als folklore of ziet men (ook) een link met bijvoorbeeld de gebeurtenissen in Iran -voorjaar 2008- toen alleen in de hoofdstad Teheran al tienduizenden vrouwen door de ‘religieuze politie’ werden opgepakt vanwege onvoldoende gesluierd in de openbare ruimte verkeren? Ziet men verband met het opmerkelijk grote aandeel van vrouwen in de protesten na de ‘verkiezingsoverwinning’ van Ahmadinejad in 2009?”. Ik wil mensen er dus mee aan het denken zetten.

De leerlingen met hoofddoek die ik op school tegenkom beschouw ik op de eerste plaats als kinderen, op de tweede plaats als leerlingen, op de derde plaats als meisjes en pas op een van de laatste plaatsen als gesluierde. Als maatschappelijk verschijnsel beschouw ik de hoofddoeken als een groot kwaad -ik ben er zeker voor wat betreft openbare scholen voorstander van dat het dragen ervan daar verboden wordt- maar ik doe mijn stinkende best om dit niet te laten doorschemeren in mijn omgang met deze individuele kinderen. De grootste moeite kost me dat bij een iets oudere would-be bekeerlinge, voor wie de mohammedaanse uniformering gewoon een vorm van provocatie is. Overigens is dat tegelijk een reden om er juist helemaal geen aandacht aan te besteden. Er zijn ook leerlingen die wel eens ergens een hakenkruis tekenen: daar moet je ook niet overspannen op reageren.

De voor dit onderwerp meest relevante passage uit mijn boek luidt: “De verbondenheid van mohammedaanse sluiering met de onderdrukking van tientallen miljoenen vrouwen elders in de wereld straalt ook af op de minder extreme vormen ervan. Natuurlijk is het gebrek aan solidariteit van die gesluierde vrouwen met de onderdrukte vrouwen hier en vooral elders in de wereld teleurstellend, maar een gebrek aan solidariteit met vrouwen in verre landen is bepaald niet uniek voor in het Westen woonachtige mohammedaanse vrouwen en meisjes”.

Vraag 9.
Wat zijn nu uw plannen? Gaat u een nieuw boek schrijven, lezingen geven of op uitnodiging meedoen aan discussiepanels?

Groenendijk:
Plannen genoeg, maar die hangen natuurlijk sterk af van de ontvangst van dit boek. Overdag heb ik trouwens nog een voltijdbaan. Wel eens zwaar, de ene les veel leuker dan de andere, zelfs met dezelfde klas, maar regelmatig toch wel bevredigend en in ieder geval elke dag anders en elke dag leerzaam. Het gerucht dat werken in het onderwijs je geestelijk jong houdt, klopt echt.

------------
Een voorpublicatie uit het boek Islamofobie? Een nuchter antwoord kunt u hierr lezen en hierr kunt u het boek bestellen. Reageren kan ook op islamafobie.nl .
Enkele publicaties van Frans Groenendijk uit het archief van Hoeiboei: Israël is niet veilig voordat het islamofascisme overwonnen is en Een top-NSB-er als getuige tegen de jodenstaat.

Ontsnapt aan de Muzelman

Kijken naar de spannende avonturen die anderen beleven zonder zelf enig gevaar te lopen, schenkt de mensen altijd veel vermaak. In Mozarts tijd was dat niet anders.

De opera ontstond omstreeks 1600 in Italië en ging de eerste honderdvijftig jaar voornamelijk over mythologische en bijbelse onderwerpen, of over koningen en hun problemen. Tegen het eind van de 18e eeuw worden de onderwerpen humanistischer, zou je kunnen zeggen. Dat is natuurlijk niet zo vreemd, want je zit dan midden in de Verlichting en in de opmaat naar de Franse Revolutie, als gewone mensen een woordje mee willen gaan spreken en de politiek zo langzamerhand niet meer tot het exclusieve domein van koningen, adellijke lieden en de kerk behoort.

Mozart heeft nog wel opera's geschreven die een min of meer mythologisch onderwerp of een koningsdrama behandelen, zoals: Idomeneo rè di Creta, Mitridate rè di Ponto, Il rè pastore, Thamos König in Aegypten, La clemenza di Tito. Maar ook tal van opera's waarin de belevenissen van gewone mensen - nu ja, opera-mensen - aan bod komen: La finta giardiniera, Die Entführung aus dem Serail, Le nozze di Figaro, Don Giovanni, Così fan tutte en tenslotte zijn laatste, die eigenlijk een sprookjesopera is, Die Zauberflöte.

In Mozarts geboortehuis in Salzburg vult tegenwoordig het complete werk van de kleine man een hele boekenkast, de vrucht van zo'n vijfentwintig jaar muziekmaken. Dat zijn heel veel noten. Dat was ook het enige commentaar, dat keizer Jozef II gaf na de eerste uitvoering van Die Entführung aus dem Serail op 16 juli 1782: “Het zijn heel veel noten, Herr Mozart!” Waarop de componist geantwoord zou hebben: “Maar geen enkele noot teveel, Majesteit.”

Met Die Entführung zijn we waar we wezen moeten, want daarmee hebben we een eigentijdse problematiek te pakken, als je 't zo wilt zien. Het verhaal is simpel, de belevenissen van de personages daarentegen zullen toeschouwers uit Mozarts tijd wel enige spanning en sensatie hebben geboden. 't Leverde hem trouwens - welverdiend - al na korte tijd een aardig inkomen op, maar dat is hier niet aan de orde.

De opera begint met de scene waarin de jongeman Belmonte in de tuin rond het paleis van Bassa (pasja) Selim sluipt, terwijl de lijfwacht van de pasja uiteraard de boel in de gaten houdt. Dus opgepast... Met dit soort scenes, maar dan in spionage-, mafia- en oorlogsfilms, zijn we nog altijd vertrouwd.

Waarom sluipt ie daar rond, wat moet ie daar? Misdaad en liefde hebben hem daar gebracht. Het schip waarmee Belmonte en zijn metgezellen over de Middellandse Zee voer, is door zeerovers overvallen en die hebben zijn verloofde Konstanze, haar kamenierster Blondje en zijn bediende Pedrillo verkocht aan de pasja. Zelf is Belmonte aan dat lot ontkomen en nu wil hij proberen zijn metgezellen te bevrijden uit deze gevangenschap. Een Rambo, Schwarzenegger en James Bond avant la lettre!?

Tijdens dat rondsluipen loopt hij Osmin, de bewaker van Selims harem, tegen het kolossale lijf.

Merkwaardig genoeg ontspint zich dan een gesprek tussen beiden, zonder dat Osmin een poging doet Belmonte in de kraag te grijpen. Maar goed, Belmonte vraagt Osmin of hij Pedrillo te spreken kan krijgen. Een hedendaagse aanpak zou een en ander wat gewelddadiger afschilderen.

Om kort te gaan, door zich als architect voor te doen weet Belmonte met de hulp van Pedrillo in het paleis van pasja Selim te komen. Dat “architect” is natuurlijk al een aardig detail, daar in die tijd en ook later in het Osmaanse rijk gretig gebruik werd gemaakt van de technische en wetenschappelijke verworvenheden van het westen en dan vooral op militair gebied.

Selim is in liefde ontvlamt voor Konstanze en hij wil haar, uiteraard, in zijn harem opnemen. Maar Konstanze voelt daar (nog?) niets voor, waarop Selim reageert met de uitspraak, dat als de liefde nog niet wederzijds is, hij haar met rust zal laten.

Het plan om de drie aan de greep van Selim te ontrukken, door namelijk Osmin met wijn (!) dronken te maken en in slaap te laten vallen, mislukt omdat Osmin toch nog niet helemaal verdoofd is en alarm slaat als ze de poging wagen te ontvluchten.

Het viertal wordt voor Selim gevoerd, het ergste staat hen dan te wachten. Tijdens hun ondervraging blijkt dat Belmonte de zoon is van een man die de aartsvijand van Selim is.

De vier westerlingen komen uit Spanje en Selim is van oorsprong ook Spanjaard en een tot de islam bekeerde Christen. Hoe eigentijds kun je 't hebben! Belmontes vader heeft hem uit het toenmaals door Spanje bezette Algerijnse Oran - er zit ook heel veel echte, interessante historie in de opera verpakt - verjaagd en schandelijk behandeld.

Dus hun vonnis lijkt daarmee wel getekend. Maar wat gebeurt er nu? Selim neemt geen wraak, maar strijkt de hand over het hart en laat hen vrij. Dit is het toppunt van wijsheid, redelijkheid , tolerantie en verzoeningsgezindheid, zo wordt het in de opera gepresenteerd. Dat is niet zo vreemd, want het is de tijd van de Verlichting en de beginselen van de Franse Revolutie, vrijheid, gelijkheid en broederschap kondigen zich onder andere in deze opera al aan. De Verlichtingsidealen projecteerde men dus kennelijk en graag ook op “de anderen”.

In zijn “Muzelman in pruikentijd”* richt Martin van Amerongen - wiens spitse, humoristische geest en veelbelezenheid we helaas al enige jaren moeten missen -, zich op een aantal thema's in Die Entführung die een eigentijdse relevantie hebben gekregen. Die hij echter politiek-correct benadert.

Hij zet zijn vertoog over de Ontvoering krachtig in: “Wolfgang Amadeus Mozarts artistieke bekwaamheden waren zo universeel dat hij zelfs in staat was om zijn vooroordelen op muziek te zetten, in dit geval de in zijn tijd gangbare vooroordelen jegens de bewoners van de Oriënt. Dat is artistiek gezien een prestatie van formaat.

Of de bewering, dat het op muziek zetten van vooroordelen artistiek een prestatie van formaat is, juist is, is hier niet van belang. Interessanter is de vraag wat Van Amerongen met die “vooroordelen” bedoelt en of de verdere vragen die daar bij oprijzen van actueel belang zijn.

Hij geeft natuurlijk eerst een korte schets van de plot van de opera en de climax, de nobele daad van de pasja, het vrijlaten van het viertal. Van Amerongen sluit dan zijn weergave van de plot af met de volgende constatering: “Kwartetgewijze zingen zij zijn lof, behalve Osmin, die bevangen wordt door de meest authentieke driftaanval uit de muziekgeschiedenis, een driftaanval die tevens een catalogus bevat van de lijfstraffen waarmee men in die dagen in de Oost recht en orde placht te handhaven.” Waarna hij de tekst van Osmins woede-aria laat volgen.

Erst geköpft,

dann gehangen,

dann gespießt

auf heiße Stangen,

dann verbrannt,

dann gebunden,

und getaucht,

zuletzt geschunden...

Deze aria is inderdaad een schitterende weergave van een ongetemde woedeaanval, behalve dan dat deze door Mozarts muziek toch gestileerd, ofwel in banen geleid wordt. Mozart was niet voor niets een echte theaterman, die van wanten wist in het weergeven van emoties.

Na deze uiteenzetting vertelt Van Amerongen nog iets over een enscenering van deze opera tijdens de Salzburger Festspiele van 1997 door een Palestijnse regisseur, die je het ergste - zoals bij veel “eigentijdse” ensceneringen - doet vrezen, zeker daar het een Palestijnse regisseur betrof.

Maar het gaat hier niet om de kwaliteit van de muziek en de ensceneringen, maar om die “vooroordelen”.

Is de weergave van die lijfstraffen die Osmin voor de geest zweven een vooroordeel? Van Amerongen stelt zelf dat deze in die dagen in de Oost gebruikelijk waren. Nu kon men in Mozarts dagen en nog daarna in het Westen wat dat betreft er ook wel wat van. Maar in Mozarts tijd komt er toch een ontwikkeling op gang die dergelijke archaïsche wreedheden uit de westerse cultuur tracht te elimineren en Mozarts levensbeschouwing, zoals bijvoorbeeld neergelegd in Die Zauberflöte, is daar zelf een voorbeeld van. Je zou zelfs kunnen zeggen, dat het 20e-eeuwse nazisme mede de barbaarse opstand tegen deze “verweking” belichaamde. Maar dit terzijde.

We zouden toch zo langzamerhand allemaal moeten weten, dat het lijstje van lijfstraffen van Osmin , of equivalenten daarvan, geheel overeenstemmen met dat wat de islam voorschrijft met betrekking tot de, volgens de islam, daarmee correlerende misstappen die stervelingen kunnen begaan.

De beschuldiging van “vooroordeel” is hier niet op z'n plaats, integendeel, Osmins woede-aria (het korte lontje!) geeft de feiten weer. Met diezelfde feiten en hun achtergronden worden we weer geconfronteerd.

Dan die zeeroverij en de daarmee samenhangende slavenhandel, waarmee eigenlijk het hele verhaal begint. In Mozarts tijd was die nog steeds een feit. De westerse Atlantische slavenhandel eindigde omstreeks 1800; in Engeland werd kort daarna slavernij verboden en een 50, 60 jaar later - laat, maar 't is niet anders - in de rest van de westerse wereld. In het Westen worden deze zwarte bladzijden van de geschiedenis erkend en diepgaand onderzocht. Hoe anders is dat in de islamitische wereld waarin “zwarte bladzijden” nooit erkend worden.

De polygamie en “O, hoe amusant, interessant en opwindend is zo'n harem toch!”. Mozart spiegelt ons een luchtige weergave voor van een fenomeen dat tegenwoordig in onze contreien harde werkelijkheid dreigt te worden, als er geen paal en perk aan gesteld wordt.

Nog iets over Selims grootmoedigheid, daar zit een luchtje aan. Weliswaar doorbreekt hij met zijn nobele daad de vicieuze cirkel van de archaïsche wraak en weerwraak, maar tegelijk is zijn wraak “zoeter dan baklava”, omdat Belmonte en Konstanze bij hem voorgoed in het krijt staan.

Dat is nu precies een element van de zich in de moderniteit ontwikkelende burgerlijke moraal, zoals deze door Engelse moraalfilosofen uit de 17e en 18e eeuw werd geëxpliciteerd. Kort samengevat: men handelt moreel, ofwel men doet goed, omdat dat de moreel handelende, zoals dat tegenwoordig heet, een “goed gevoel” geeft.

Daar komt dan in Selims geval nog dat goeie gevoel bij van het “in het krijt staan”. De morele daad, die door het Verlichtingsdenken ten onrechte op deze “Oosterling” wordt geprojecteerd, ten onrechte want wraak en haat zitten ingebakken in de islam, wordt bovendien nog eens met dit element van de burgerlijke moraal gecorrumpeerd. Dat zijn nu vooroordelen die Mozart en zijn librettist, J. Gottlieb Stephanie, beter hadden kunnen laten. Maar ja, dan was het happy-end niet zo ontroerend en stichtelijk geweest.

Tenslotte het volgende over elementen in Mozarts muziek die ook een soort vooroordeel zouden vertonen. In Mozarts tijd en ook nog wat later bij Beethoven bijvoorbeeld, werd Turkse muziek gelijkgesteld aan de muziek van de Janitsaren. Dat was de Turkse muziek waarmee men soms in aanraking kwam. Het fenomeen van de Janitsaren, de tot vechtmachines opgeleide christenjongens uit de Balkan, waarvoor zonder meer gold “Was schert mich Weib, was schert mich Kind” - zoals de napoleontische “Zwei Grenadiere” zingen in Schumanns-Heines lied -, daar ze niet mochten trouwen en geen kinderen mochten krijgen, dus geen enkele persoonlijke binding meer hadden, is hier niet direct van belang. Wel hun instrumentarium en de daarmee tot klinken gebrachte muziek, die de Oostenrijkers zo fascineerde, omdat ze tegelijk ook angst aanjoeg. Dat instrumentarium bestond uit de zurna - een soort hobo -, met z'n schelklinkende, snerpende toon, uiteraard uit de Turkse trom en uit bellen en bekkens.

Als zo een colonne met z'n vele zurna's, trommen, bellen en bekkens aan kwam marcheren - wat eventueel nog met een dreigend zingen gepaard ging -, dan was dat geen geruststellend geluid. De beroemde “Turkse mars” uit de pianosonate in A grote terts, KV 331 ** was een zachtmoedige stilering daarvan. De arpeggio's vanaf maat 25 imiteren het tromgeroffel en de melodie, tja, die doet niet anders dan op een milde, beetje wilde, manier het snerpen van de zurna's weergeven.

Van Amerongen schrijft het volgende over het “turksige” van Mozarts Entführung-muziek:

“Nu had Mozart net als zijn tijd- en landgenoten niet het minste besef wat 'Turkse muziek” is. Dus (?) greep hij naar de instrumentale rariora, de piccolo, de bekkens en de grote trom, elementaire instrumenten die onderstreepten dat het maar om een primitief volkje ging. Wist hij veel, met zijn zogenaamd Turkse muziek. De echte authentiek Turkse muziek was in die tijd bij lange niet tot het Westen doorgedrongen.

Nee, het wachten was nog op westerse (!) etnomusicologen en zo iemand als de componist Béla Bartók die daarvoor zorg droegen. Maar wat merkte volgens Van Amerongen een hedendaagse “representant van de Turkse intelligentsia na een voorstelling van de Entführung op”: 'Alles goed en wel, maar het klonk geheel Europees.'

De rijke Turkse volksmuziek komt natuurlijk niet aan bod, maar wel, op Mozarts manier, de janitsaren-muziek. Maar misschien wilde de Turkse gast, dat liever niet horen.

Dat brengt ons tenslotte bij de verdediger van de oriëntalisten, de oriëntalisten die volgens de onbetreurde Edward Said het Oosten met vooroordelen weergaven en nog altijd weergeven.

In zijn Defending the West,*** dat in zijn geheel een vernietigend oordeel uitspreekt over Edward Said's desastreuze boek Orientalism, citeert Ibn Warraq in verband met Mozarts Entführung de loftuitingen van een tweetal auteurs, Roger Scrutton en Brigid Brophy: “Western art has continuously ventured into spiritual territory ...and has done so with generosity, tolerance, affection, and a noble vision of humanity. Literature and music, as much as painting and architecture, has acknowledged other civilizations and other peoples, embraced them as equals, and sometimes treated them as superior souls from whom the West could learn.”

Van Brophy's uitvoerige ode aan het handelen van pasja Selim - dus de wijze waarop deze Oosterling zich op moreel voortreffelijke wijze onderscheidt van het “barbaarse” Westen - kan hier maar een klein beetje worden weergegeven. Bijvoorbeeld: “... it is the Turk who is capable of learning the lesson of non-vengeance.” En: “Pedrillo's narrative ballad has evoked the Crusades (we zijn hier helemaal bij de tijd!) to the advantage not of Christian chivalry but of Selim's historical precursor in nobility, Saladin.” Hier zijn alarmerende uitroeptekens op hun plaats.

Het merkwaardige en tegenstrijdige in Warraq's argumentatie, bij monde van deze twee auteurs, is dat hij enerzijds wil laten zien dat de westerse oriëntalisten en kunstenaars in hun benadering van het Oosten, van zijn mensen en culturen, okee waren, maar dat hij anderzijds - zeker als afvallige islamiet - de islam en zijn negatieve, morele invloed op zijn aanhangers verwerpelijk vindt.

Dat wil dus zeggen, dat hij de positieve vooroordelen, vooral met betrekking tot de islam, want we hebben 't hier toch over de Entführung, meeneemt in zijn verdediging van het Westen, in de trant van “Kijk, ze menen 't helemaal niet slecht met het Oosten, integendeel”, maar tegelijk de islam, terecht, volstrekt verwerpt.

De westerse geest heeft belangstelling voor van alles (gehad), al zaten daar zeker heel wat negatieve kanten aan. Maar belangstelling met alles erop en eraan is toch heel wat positiever dan de onverschilligheid, om 't maar zacht te zeggen, die de islam (de Muzelman?) tegenover andere culturen heeft. Behalve als die materiële voordelen bieden. (Over het kapitalisme - dat niet vereenzelvigd moet worden met de positieve beginselen van de vrije markt en waarop het parasiteert - hebben we 't nog wel es)

De vraag is: Hoe ontsnappen we aan de cultuur van de Muzelman en haar apologeten?

Erik Bink

* In: Mozart; De Engel van Salzburg, Amsterdam, 2006.

** Uit 1783, dus een jaar na de Entführung.

*** Defending the West; A Critique of Edward Said's Orientalism; New York, 2007.