Otmar Issing over de toekomst van Europa: Veel bijval van alle kanten


Door: Otmar Issing 

Ze zijn allemaal voor meer Europa. Maar wat wordt daarmee bedoeld? Nog meer financiële verplichtingen in ruil voor een beetje inspraak in de toekomst? Laten we in plaats daarvan een beter Europa proberen, een unie van verdragstrouw en van economisch gezond verstand. 

Grote, belangrijke onderwerpen vereisen in een democratie serieuze, intensieve discussies, in de publieke opinie en in het parlement. Daar geldt het ´t voor en tegen tegen elkaar af te wegen en de
beslissing dienovereenkomstig te motiveren. Iedere noemenswaardige verandering van het belastingrecht, een mogelijk tolgeld voor vrachtwagens of een rookverbod, zulke plannen zorgen terecht voor heftige, controversiële debatten. Toen het Verdrag van Maastricht in 1992 werd aangenomen, leek deze gebeurtenis echter eerder een hamerstuk. In feite - daar veranderde ook het voorbehoud van de Bondsraad niets aan – werd daarmee het einde van de Duitse Mark per 1 januari 1999 besloten. Wie de bijzondere affiniteit van de Duitsers m.b.t. tot hun nationale munt kende, kon de betekenis van deze verandering helemaal niet overschatten. Des te verbazender is achteraf gezien de toenmalige zorgeloosheid. Het proces voor het constitutionele hof zorgde nog eenmaal voor een controverse. Het vonnis van 1993 werkte in principe als een pijnstillend middel, omdat dientengevolge Duitsland alleen tot een stabiele monetaire unie zou mogen toetreden.

Toch was het niet zo dat het thema Europese monetaire unie zomaar plotseling over ons heen zou zijn gevallen. Al op de top in Den Haag in 1969 hadden de staats- en regeringschefs de opdracht uitgevaardigd om een stappenplan uit te werken voor de oprichting van een economische en monetaire unie. Volgens het zogenaamde Werner-plan zou dit voornemen binnen tien jaar voltooid moeten zijn. Aan zulke visioenen werd echter al spoedig een einde gemaakt door wisselkoersturbulenties en valutacrises in verschillende lidstaten. Men kon dus gewaarschuwd zijn. Ongeveer twintig jaar later scheen de uniforme binnenmarkt te verlangen naar een monetaire aanvulling, onder het motto “één markt – één munt”.

Kan de monetaire unie zich redden zonder een politieke unie? 

Otmar Issing
De belangrijkste drijfveer voor het creëren van een gezamenlijke munt was echter niet van economische, maar politieke aard. Voor de toenmalige bondskanselier Kohl was het afscheid van de D-Mark het politieke signaal voor de definitieve, onomkeerbare verankering van Duitsland in Europa. In zijn regeringsverklaring van 6 november 1991 voor het Duitse parlement benadrukte Kohl: “Men kan het niet vaak genoeg zeggen. De politieke unie is de absoluut noodzakelijke tegenhanger tot de economische en monetaire unie.” Het protocol zegt: “Grote bijval van alle kanten van het huis.” Kohl verder: “De jongere geschiedenis, en niet alleen die van Duitsland, leert ons dat het idee dat men op den duur een economische en monetaire unie zonder politieke unie zou kunnen handhaven, is onjuist.”

In het begin van de monetaire unie op 1 december 1999 was men wat betreft de politieke unie echter geen stap verder gekomen, zelfs de bedoeling was niet herkenbaar. Daarmee werd de vraag opgeworpen: Kan de monetaire unie functioneren zonder politieke unie – overleven? Schijnt de crisis niet al diegenen gelijk te geven die precies hierin de oorzaak van alle problemen zien en de start van de monetaire unie zonder het fundament van de politieke unie als de “oerzonde” beschouwen? Wat ligt er dus meer voor de hand dan dit gebrek nu op te heffen en vastberaden de weg naar de volledige politieke integratie in te slaan?

Een bezwaarlijke weg 

Zeker, de Europese integratie na de Tweede Wereldoorlog heeft vooral in tijden van crisis steeds een nieuwe aandrijving gekregen. Iedere crisis biedt immers de gelegenheid om erover na te denken wat er fout gegaan is om het in de toekomst beter te doen. Liggen de problemen echter in werkelijkheid aan “te weinig Europa”? Dat zou je in ieder geval denken bij de ver klinkende strijdkreten, namelijk dat de crisis zou aantonen dat we “meer Europa” nodig zouden hebben. Men kan dat echter als een tamelijk naïef, oppervlakkig motto beschouwen. Enerzijds is een “meer” van iets dat op zich goed is niet noodzakelijkerwijs ook iets beters. Anderzijds echter wil men echter toch graag weten wat er met dit “meer” bedoeld wordt. In principe gaat het om de progressieve overdracht van nationale soevereiniteit naar Europees niveau, en dan vooral om competenties op het gebied van de openbare financiën, en daarmee om niets minder dan een fundamenteel recht van de nationale parlementen.

Waar is echter de Europese instelling, waarin dit recht met volle democratische legitimatie zou kunnen worden uitgeoefend? Hoe men ook over de verschillende voorstellen mag denken, de weg naar een politieke unie is bezwaarlijk, de uitkomst van het daarvoor noodzakelijke proces van grondwetswijzigingen en referenda 'alles andere als gewis.'

Zand in de ogen 

Daaruit volgt: Het project van de politieke unie deugt niet als instrument om de crisis te overwinnen. Wie alleen de bedoeling om deze weg te gaan als middel gebruikt om een onherroepelijke transfer van gelden te beginnen, handelt volgens het motto “Geld van vandaag voor de visie van de politieke unie van morgen”. Maar zo´n proces bezit een ernstig gevaar voor de toestemming, de identificatie van de burgers met het Europese project. Wie gelooft na de ervaringen met het crisismanagement tot nu toe nog in intentieverklaringen? Heeft niet het staan op aangegane verplichtingen en verdragen juist een haat op de belangrijkste garant Duitsland veroorzaakt en voor ressentiment gezorgd – of weer aan het licht gebracht –, dat voor eens en voor altijd begraven leek? Wie het contact tot de burgers nog niet helemaal is kwijtgeraakt moet met grote bezorgdheid de toenemende onvrede over de groeiende financiële verplichtingen van Duitsland waarnemen. Hoe zal deze stemming tot uitbarsting komen als de economie zwakker wordt, de werkloosheid opnieuw stijgt en tegelijkertijd de rekening voor de redding van de eurozone gepresenteerd wordt in de vorm van hogere belastingen (of gekortwiekte openbare dienstverleningen)? In hun voorstel eisen Habermas en co-auteurs een gemeenschappelijke garantie voor staatsleningen van de eurozone. Dat dient samen te gaan met een strikte gemeenschappelijke controle op de nationale begrotingen. Om deze controle democratisch gelegitimeerd en contractueel geloofwaardig te maken, is een moeilijk en langdurig proces. Derhalve ontbreekt aan dit voorstel of de basis, of het blijft bij het vooruitzicht op controle in de toekomst tegen overname van de garantie nu – bijna een uitnodiging om het inlossen van deze belofte ad calendas graecas te verschuiven.

In het debat rondom de eurobonds is het meest duidelijk te zien hoe men de burgers met steeds nieuwe varianten zand in de ogen strooit. De verschillende constructies dragen alleen al bij aan de algehele verwarring. Uiteindelijk gaat het om leningen van individuele landen, waarvoor iedereen samen garant staat. Als gevolg zouden de rentes voor leningen van landen met een tot nu toe min of meer onsolide politiek dalen en in landen zoals Duitsland, de belangrijkste gedupeerde van zo´n garantiemaatregel, stijgen. Laten we onszelf niets wijsmaken: Alle voorzorgsmaatregelen m.b.t. de Europese controle van de uitgave van zulke eurobonds zouden op grond van de meerderheid van de vruchtgebruikersals onwerkzaam ontmaskerd worden. Een duidelijker overtreding van het fundamentele democratische principe “No taxation without representation” – geen belasting zonder politieke vertegenwoordiging – kan men zich niet voorstellen. Het is grotesk, dat hierop ook wordt aangedrongen vanuit de VS, het land, dat met de overtreding van dit principe bijzondere ervaringen heeft opgedaan.

Hebben we in feite al lang eurobonds? 

Steeds opnieuw worden de burgers in onzekerheid gelaten over de consequenties van zo´n optreden. Waar je ook kijkt, je ziet niets anders dan de nevel van nevelkaarsen. Zo zegt men, dat de Europese Unie met de al lange tijd ingerichte fondsen, bijvoorbeeld het structuurfonds, sowieso al een transferunie zou zijn. Bij deze middelen gaat het echter om parlementair geadviseerde en aangenomen, in de som beperkte en geoormerkte bedragen. Eurobonds, net zoals overigens de andere financiële hulp van het huidige crisismanagement, volgen daarentegen hele andere criteria. De behoefte is bijna onbeperkt en wordt veroorzaakt door, eenvoudig uitgedrukt, slechte politiek en dwingt zelfs wezenlijk armere landen, zoals Slowakije, landen met een duidelijk hogere levenstandaard te ondersteunen.

Een ander argument, dat in toenemende mate populair wordt, luidt: In feite zouden we al lang eurobonds hebben, waarom dus al die opwinding? Dat is slechts in zoverre juist, aangezien er via het reddingsfonds EFSF (Europese financiële Stabiliteitsfaciliteit) en, afhankelijk van de beslissing van het Duitse constitutionele hof, in de toekomst via het ESM (Europese Stabiliteitsmechanisme) al aanzienlijke garanties overgenomen werden, en we kunnen nog meer verwachten. Daarbij komen de aanzienlijke risico´s uit de koop van leningen van de Europese Centrale Bank (ECB) en de enorme saldo´s in het betalingsverkeer, waarvan Duitsland als het erop aankomt het veruit grootste deel zou moeten dragen. Dat maakt echter van deze instrumenten nog lang geen eurobonds. Per slot van rekening is de al overgenomen garantie geen reden om met de uitgave van eurobonds de belofte van nog meer garantie in onmetelijke en oncontroleerbare dimensies af te geven. Eigenlijk hoeft men alleen maar zo door te gaan om de burgers het idee van de politieke integratie afhandig wil maken.

Op het spoor van het culturele erfgoed 

Maar – dat zullen velen hier nu tegenin brengen – betekent het zo te argumenteren niet de grote visie van Europa al te zeer te beperken tot het economische principe? Is Europa niet veel meer dan economie en financiën, euro en cent? Zo heeft Martin Walser dit “echte” Europa gekarakteriseerd. Voor de Tour d´Horizon door de Europese literatuur en de voorstelling van datgene wat juist wij Duitsers te danken hebben aan de Grieken en de Romeinen, kan men de schrijver slechts bewonderen.

Op het spoor van het culturele erfgoed van Europa zou men door kunnen gaan met muziek, architectuur, schilderkunst. Dat zijn de prachtige belevenissen, die wij met Europa verbinden. Stefan Zweig heeft in zijn “Herinneringen van een Europeaan”, aldus de ondertitel van zijn autobiografie “De wereld van gisteren”, het vrije leven en reizen in Europa voor de Eerste Wereldoorlog omschreven. Wat destijds het privilege van een kleine elite was, staat nu open voor miljoenen. En zelfs de massatoerist kan zich niet onttrekken aan de verscheidenheid en schoonheid van de bouwwerken, of deze nu uit de klassieke Oudheid of uit latere tijden stammen, van de Akropolis en het Colosseum tot aan de kathedralen.

Grote kunst ontstond uit politieke kleine delen 

Maar wat volgt daaruit voor het debat rondom de Europese integratie, politiek zowel als economisch? Zijn Homerus en Sophocles een argument voor het verblijf van Griekenland in de eurozone? Is bijvoorbeeld Shakespeare een reden dat Groot-Brittannië tot de euro zou moeten toetreden? Analogieën zoals die van de voormalige Portugese minister-president Antonio Guiterres in het jaar 1995, dat wij ons Europa zouden moeten opbouwen op de euro zoals Christus zijn kerk op de rots van Petrus, klonken in zijn tijd al onvrijwillig komisch.

Hoe je het ook wendt of keert. Van de cultuur leidt er geen brug naar de Europese staatkundigheid en al helemaal niet naar de euro. Het culturele erfgoed leidt veelmeer tot tegenovergestelde conclusies. De grote prestaties, de voorbeelden in de bijdrage van Walser spreken boekdelen: Ze zijn afkomstig uit tijden van politieke kleine delen. Zonder de anderen te vergeten, was het niet Goethe, die van een provincienest een cultureel centrum Europa maakte? En hoe zit dat met Immanuel Kant in het kleine, afgelegen Königsberg of met Haydn bij Esterhazy? De lijst zou naar believen langer gemaakt kunnen worden. Het was juist de door intellectuelen graag belachelijk gemaakte concurrentie, die de culturele hoogtepunten deed oprijzen.

Eenheid in de veelsoortigheid 

Is het verrassend als dit ook geldt voor de economische opkomst van Europa? Onderzoekers hier hebben al lang de reden gevonden dat Europa zich met de Renaissance en de Verlichting onderscheidde van de rest van de wereld en zich ontwikkelde tot de bron van vooruitgang in de wetenschap, de economie en de techniek. De stuwende krachten waren concurrentie om de betere staatsvorm en maatschappelijke orde. Wat heeft Pruisen bijvoorbeeld wel niet te danken aan de opname van vervolgde Hugenoten uit Frankrijk?

De culturele identiteit van Europa is een eenheid in veelsoortigheid, de openheid en de Laissez-faire. Jean Monnet, een van de vaders van de Europese integratie na de Tweede Wereldoorlog, heeft aan het einde van zijn handelen gezegd: “Als ik het nog een keer zou moeten overdoen, zou ik beginnen met de cultuur.” Vermoedelijk zou hij daarmee niet ver gekomen zijn. En het laatste wat Europa nodig heeft, zou een Europese cultuurbureaucratie zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een Europese Minister van Cultuur.

Een Europa van de betrouwbaarheid 

De relativering van het economische zou men niet te ver moeten doorvoeren. Zeker, meer dan zes decennia van vrede in Europa – afgezien van enkele vreselijke gebeurtenissen – zijn de grootste verworvenheid, die behouden moet worden. Maar zonder het economische succes zou de Europese integratie al in de jaren-50 van de vorige eeuw zijn gaan haperen. De EU dankt haar aantrekkelijkheid vooral – echter niet alleen – aan dit succes. Een uniforme markt met 27 landen en meer dan 500 miljoen mensen vormt het raamwerk voor vrede en vooruitgang op alle gebieden. De geschiedenis zou ons moeten leren, dat dit potentieel zich alleen maar kan ontwikkelen als er geen bureaucratie en centralisatie in de weg staan. Het steeds opnieuw genoemde conflict bijvoorbeeld tussen economie en cultuur bestaat in werkelijkheid niet. Ook de politieke betekenis van Europa in de wereld hangt in beslissende mate af van economisch succes. Wie een sterk Europa wil, kan niet nog meer bureaucratisering en centralisatie verdedigen. Het echte Europa is niet via deze weg te bereiken.

De EU evenals de monetaire unie is gebaseerd op verdragen en overeenkomsten. Om slechts twee voorbeelden te noemen: Met de overtreding van het verbod op de overname van de garantie voor de schulden van andere landen werd een fundamenteel principe van een monetaire unie van soevereine landen overtreden. Het aantal overtredingen van het stabiliteits- en groeipact, niet in de laatste plaats ook door Duitsland en Frankrijk, is inmiddels legio.

Bron: http://www.faz.net/aktuell/feuilleton/otmar-issing-zur-zukunft-europas-grosser-beifall-von-allen-seiten-11877707.html 

Auteur: Otmar Issing

Vertaald uit het Duits door: E.J. Bron (www.ejbron.wordpress.com)

7 opmerkingen:

  1. Ik zit te niet wachten op Europese bezetting en brandschatting. Het begint er echter steeds meer op te lijken dat Europa beslag komt leggen op Nederlandse spaargelden en pensioenen. In rui daarvoor krijgt de Nederlander steeds minder in eigen huis in te brengen. Uiteraard is en blijft diens invloed op de Europese politiek marginaal want de Nederlandse gemeenschap is slechts klein in Europa.

    Daarom wordt het tijd voor opheffing van de Europese Unie en omvorming naar een Europese Confederatie. De leden van de Confederatie hoeven niet noodzakelijker wijs mee te doen met een geconstrueerde Euromunt en ze hebben meer opt-out’s.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De problemen zijn niet typisch Europees, maar zeker ook Noord-Amerikaans. Het is het probleem tussen staat en bevolking. De staat is een bedreiging voor de burger geworden.
    Om de fin. crisis op te lossen en in de toekomst te voorkomen het volgende:

    Je zou artikel 1 van de grondwet kunnen wijzigen in:
    art1
    1a Verbod voor de staat om een centrale bank op na te houden.

    1b Free banking ! Iedereen kan een bank beginnen, op voorwaarde dat de bank aan de regels van 100% reserve bank voldoet.

    1c free coinage ! Iedereen mag (munt)geld drukken/slaan, op voorwaarden volgens de goudstandaard en gedaan bij één munterij. ( Zie Adam Smith wealth of nations; Amsterdamsche wissselbank)

    1d Het toestaan van meerdere valuta's als officieel betaalmiddel.

    1e Verbod voor de staat om (bullion) edelmetalen te belasten of bezit ervan te verbieden.

    1f Verbod voor de staat om vije handelsverkeer te belemmeren.
    Zie voor verklaring www.vonmises.org/Ron Paul files.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

      Verwijderen
    2. www.mises.org
      en voor Ron Paul:
      http://www.lewrockwell.com/paul/#art2
      Wisselbank:
      http://en.wikipedia.org/wiki/Bank_of_Amsterdam

      Dat werkt beter.

      Verwijderen
  3. Wat was er eigenlijk mis met de oude EEG? Afschaffen van onnodige adminstratieve rompslomp voor economisch verkeer was toch voldoende.
    Tot de bureaucratische elite er achter kwam dat het optuigen van een overbodige superstaat hun persoonlijk veel geld en macht zou opleveren.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. "Wat was er eigenlijk mis met de oude EEG? "
      Hadden de mensen het gewild, was er ooit een noodzaak ? Is het een gevolg van een uitdrukkelijk wens van de belastingbetaler ? En hebben de mensen toen mee mogen praten om het mede vorm te kunnen geven ?

      Verwijderen
  4. @ fz

    Er was niets mis met de oude EEG, dat had Interpol, VN, NATO etc 'samenwerking'. Dat de EU 'oorlog heeft voorkomen' is idiotie, omdat geen land oorlog wil na de oorlog; en juist door de Euro landen elkaar in de haren vliegen, b.v. Griekenland recentelijk 'oorlog schadevergoeding' eiste van Duitsland; en Duitsland Frankrijk scheef aankijkt na Sarkozy.

    Stelletje huichelaars en leugenaars in eigenbelang w.o. niet de minste ING etc, want Nederland dreef al eeuwenlang rijkelijk handel in en buiten Europa met de gulden, die apart van de D-mark, franc .... veel minder risico betekende. De gulden stond voorheen altijd sterk in vergelijking met de drachme, de peso en lire.

    Al vernederd en doodarm Griekenland krijgt een schop na van de EU door rente (!) te verdient op die recente leningen - welk land volgt? Italie, Spanje, Bulgarije, Roemenie ....?

    Turkij wilde bij EU om macht voor Islam, zou echter ook miljoenen Euro's van EU krijgen als 'ontwikkelingshulp', maar doet het economisch uitstekend dus heeft hopelijk geen zin in verdere 'onderhandelingen' met EU door het debacle Euro.

    De Euro is te risicovol, dus terug naar de gulden en EEG, om onze eigen boontjes te kunnen doppen.



    BeantwoordenVerwijderen