Nog niet eens zo lang geleden..

Els

(The future is already here, it's just not evenly distributed. William Gibson)


In de coupé naast me nemen drie oudere dames plaats. De grijze duifjes kletsen honderduit en gaan zo luidruchtig in elkaar op dat het me niet lukt de eerste pagina uit te lezen van De aap in ons, waarom we zijn wie we zijn van Frans de Waal.

Twee dames houden een mobiele telefoon in hun platte hand die in hun schoot rust. Alsof het een relikwie is. De derde, die minstens tien jaar jonger oogt, heeft er geen.

Hier,” zegt de oudste grijze duif en ze duwt d'r mobieltje in de handen van de jongste die naast haar zit, “bel jij André even”. De jongste tikt wat cijfers in terwijl de anderen haar verwachtingsvol aankijken. Dan horen we de jongste zeggen: “Ja André, met Ria, hier komt je moeder...”, en ze overhandigt het mobieltje aan Andrés moeder.

Dag André, dit is je moeder, ja we zitten in de trein, alles is goed, ja. Dus dan weet je dat. We zitten nu nog in de trein. Straks bellen we wel weer”, en ze geeft het mobieltje terug aan de jongste, van wie blijkbaar verwacht wordt dat ze de verbinding verbreekt.

Zet je hem uit?” zegt ze nog. “Dat is beter hè, het kost toch stroom als ie aanstaat?

Ik ben nu een en al aandacht. Het kost me moeite niet hardop te lachen om deze vooruitgang in 'vooruitgang' en daarom richt ik m'n blik weer op de 'aapjes' van Frans de Waal maar lezen doe ik niet. De trein zet zich langzaam in beweging.

De derde grijze duif heeft al die tijd haar mobieltje zitten bevingeren. Nu is het haar beurt om te gaan bellen. Zij kan het zelf. “Laat ik Joop nu maar even bellen, dan weet hij waar we zijn en dat we onderweg zijn,” zegt ze. De anderen kijken haar gespannen aan. “Ik heb nog maar 1 euro beltegoed. Wat gaat dat snel zeg!” Even later. “Hij is in gesprek... wat vreemd, nou dan probeer ik het straks nog maar eens. We zijn er toch nog niet?

De oudste staart naar haar mobieltje dat in de handen van de jongste ligt. “Hoe is het toch mogelijk dat dit allemaal kan!” roept ze ineens. “Het wordt steeds maar gekker, en dat allemaal met die chips die erin zitten”. Grijze duif drie begint dan trots te vertellen dat zij tegenwoordig gebruik maakt van de girofoon, waarop de oudste verbaasd reageert: “de girofoon, de girofoon, wat is dát nu weer?!

Een harde lach ontsnapt m'n mond. Maar die wordt niet opgemerkt door de drie dames. Girofoon, denk ik, inderdaad wat was dat ook alweer? Dat is toch iets van lang geleden?

Dan zegt de jongste: “ik heb girotel, dat is heel makkelijk”. Waarop grijze duif drie antwoordt: “zover ben ik nog niet, ik heb nog geen internet, de doos met de computer staat in de gang, maar ik heb nog geen tijd gehad hem te openen. En ik weet dat in de doos de handleiding zit en dus open ik hem nog maar niet want dan moet ik die gaan lezen!” Men lacht gezamenlijk. Ik doe mee.

Ja,” vervolgt grijze duif drie, “en waar moet ik hem zetten? Ik kan hem niet beneden hebben, want dan zou ik het bruine bankje weg moeten halen, en dát kan niet. Het bruine bankje eruit, nee zeg, dat begrijp je..... Nee, die computer moet naar boven, maar ik moet eerst de doos nog openen...

De conducteur komt langs. Deze is in een melige bui en maakt ouderwetse conducteursgrapjes met de 65-plussers die dat wel kunnen waarderen. Als hij wegloopt, heeft hij voor de jongste nog een boodschap: “En dit is de trein hoor, niet Amersfoort!” Alleen de jongste lacht terwijl haar gezicht roze kleurt. Ik snap niets van de opmerking van de conducteur maar gelukkig legt de blozende het vrijwillig aan de hele coupé uit.

Ja,” zegt ze “dat had ik jullie nog niet verteld, maar toen ik net als eerste op het perron aankwam, vroeg ik aan de conducteur terwijl ik naar de gereedstaande trein wees,” ze lacht er schaapachtig bij, alsof ze wel degelijk inziet hoe dom haar vraag was: “is dit Amersfoort?” “Nee,” had de conducteur haar droogjes geantwoord: “Dit is niet Amersfoort, dit is een trein!

De vreemde opmerking van de conducteur is verklaard en iedereen lacht met de jongste mee.

Grijze duif drie geeft te kennen dat ze het thuisfront voor de tweede keer wil gaan bellen, kijken of haar Joop nu wel bereikbaar is maar tot haar ontsteltenis is het nummer nog steeds in gesprek. “Dit is heel vreemd,” zegt ze, “het is niets voor Joop om zo lang aan de telefoon te zijn, dat doet hij nooit, hij voert geen gesprekken aan de telefoon.” Iedereen begrijpt haar punt direkt. “De hoorn moet ernaast liggen, het kan niet anders,” concludeert ze. “Waarschijnlijk heeft hij per ongeluk de hoorn naast de haak gelegd. Ik weet het zeker, want zo lang aan de telefoon zitten praten, dat doet hij écht niet.

Het is duidelijjk dat ze zich zorgen om Joop maakt, de anderen voelen met haar mee. Terwijl grijze duif nummer drie in haar papieren adressenboekje begint te bladeren, mompelt ze “Nee, die kan ik niet vragen, die woont te ver, maar wacht, ik kan Betty vragen om even polshoogte te nemen, die begrijpt het wel" en ze tikt het nummer van Betty in, de anderen kijken toe en luisteren mee: “Ja Betty, met mij, we zitten in de trein en Joop is de hele tijd in gesprek, en dat kan niet. Zou jij even bij hem willen kijken?” Het is een paar secondes stil in de coupé, dan gaat grijze duif drie door: “Heel fijn Betty, maar ik weet mijn mobiele nummer niet uit mijn hoofd. Dus je kunt me niet terugbellen.... Wat? Staat hij daar?” De andere twee dames kijken elkaar opgelucht aan, maar dan begrijpen ze wat er werkelijk wordt bedoeld: “Oh, mijn telefoonnummer staat er, je hebt nu mijn telefoonnummer. Goed. En als Joop mij dan wil terugbellen, zeg hem maar dat we onderweg zijn. Bedankt hoor!

Zichtbaar opgelucht stopt grijze duif drie haar mobieltje in haar handtas, bedenkt zich en haalt hem er weer uit. “Anders hoor ik hem misschien niet”, legt ze aan de anderen uit. “Joop belt me zo terug want Betty gaat even bij hem kijken, die woont dichtbij. Betty begreep meteen wat ik bedoelde. Ik heb alleen bijna geen beltegoed meer! Kun je dan nog wel gebeld worden?” Beide dames knikken van ja.

De trein is gestopt en rijdt inmiddels weer. De oudste verzoekt de jongste om nog een keer voor haar te bellen, wat die onmiddellijk doet: “Ja André, met Ria, hier komt je moeder weer...” De oudste pakt de telefoon aan: “Ja André. Wat? Of ik een telefoniste in dienst heb genomen? Ha, ha, ja we zitten nu in de trein en we komen straks aan in Amersfoort, dus als je aan de voorkant van het station staat, dan zien we je wel”. De jongste fluistert haar de aankomsttijd in: “O ja, om tien over negen zijn we er. Nou, tot straks dan,” en wederom mag de jongste de telefoonverbinding voor haar verbreken. “Dat is geregeld,” zegt de oudste, “Ik zou niet meer zonder mobieltje kunnen! André komt er aan met de auto, dus dan kan hij eerst jou wegbrengen, en daarna ons.”

Grijze duif drie trommelt met haar vingers ongeduldig op haar handtasje. “Ik begin nu toch wel zenuwachtig te worden, het duurt zo lang! Hij had nu toch wel terug kunnen bellen?! Nu ga ik me dáár weer zorgen om maken!” Ze kijkt er schuldig bij. De anderen knikken instemmend, want nu kan grijze duif drie eigenlijk niemand meer bellen, dat zou gek zijn. Dan wendt de oudste zich tot de jongste en zegt: “Daar heb jij gelukkig geen last van hè, dat je om een ander bezorgd hoeft te zijn. Jij bent zelfstandig!

Ik durf even niet naar de jongste te kijken. Die mompelt iets en daarna zwijgen allen een minuut of drie.

Ik ga toch nog een keer naar Joop bellen,” hervat grijze duif drie. “Ik maak me zo'n zorgen, weet je nog die keer dat Joop voor zijn galblaas acuut naar het ziekenhuis moest? Bel jij even?”, vraagt ze aan de jongste die nog steeds het mobieltje van de oudste in haar hand heeft, “mijn beltegoed is bijna op.” En ze noemt het telefoonnummer van Joop hardop. “Hij gaat over!” meldt de jongste even later. Dan breekt er een lach door op het gerimpelde gezicht van Joops vrouw en zegt deze: “De hoorn ligt weer op de haak!

Maar opgenomen wordt er niet.

Neemt hij niet op?” zegt ze, “dat kan ook niet, want dan is hij onderweg! Hij heeft natuurlijk van buurvrouw Betty gehoord dat ik hem gebeld heb en hij is direct in de auto gesprongen omdat hij niet weet hoe laat we aankomen. Dus straks staan er twee auto's voor ons klaar!

Nou ja,” zegt de oudste, “dan ga ik toch met André mee, en jullie met Joop. Alleen weten we niet zeker óf Joop komt en hoe laat, maar dan wachten we wel even met z'n allen. Dat is geen probleem!

Ik wil het liefst deze 65-plussers volgen maar ben nog lang niet thuis, ik buig me over m'n boek en lees op de eerste pagina de beroemde uitspraak van Katherine Hepburn in The African Queen: “We zijn op deze wereld, meneer Allnut, om de natuur te boven te komen.

En daar voeg ik zelf aan toe "voor zolang het duurt".

Annelies van der Veer

5 opmerkingen:

  1. Als je van GSM-signalen kanker zou krijgen, dan moet de halve wereldbevolking zoal bijna zijn uitgeroeid.

    Vaak genoeg gezien dat er mensen zijn die gaan slapen met de GSM in de hand, of bij het TV kijken, om de minuut op het scherm koekeloeren, kijkend of... de wereld nog niet is vergaan.

    Het is ongelovelijk dat zo'n klein stukje wonder van techniek, zo enorm impact kan hebben op menselijk denken en handelen.

    Pete

    BeantwoordenVerwijderen
  2. In dit beeldrijke verhaal komt duidelijk naar voren hoe dat mooie stukje techniek als de mobiele telefoon door dom gebruik in een bron van irritatie kan veranderen

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Prachtig Annelies! In een adem uitgelezen. Zie ze helemaal zitten :-)
    Esther

    BeantwoordenVerwijderen
  4. порно исекс
    порно эротика лесби
    секс знаккомства
    мексика секс
    фото секс лошадки

    BeantwoordenVerwijderen