Je kon erop wachten tijdens het Zweedse-paspoorthypje: wanneer komt de fabel dat die arme Marokkanen voor eeuwig aan hun geboortenationaliteit vastzitten? Ditmaal was het premier Rutte. En alle media beaamden het haastig, zoals eerder in het debat over de dubbele nationaliteit van oud-staatssecretaris
Al Bayrak. Raar dat geen Haagse journalist of parlementariër uitzoekt hoe het zit. Waarom toch telkens dat bange, gedresseerde gedrag als het om moslims gaat?
Dag twee van het debat over de regeringsverklaring. De Kamer ondervraagt Mark Rutte over de kwestie van de dubbele nationaliteit. Het woord islam of islamitische landen wordt angstvallig vermeden, zelfs als het over Iran, Turkije of Marokko gaat. Rutte maakt wel een, besmuikt, onderscheid. Hij blikt terug op de formatie van 2007, toen hij Balkenende erop wees dat de Turkse overheid ‘beperkingen en verplichtingen’ oplegt aan haar
buitenslands verblijvende onderdanen. Rutte, op 2:41:49 van het
rechtstreekse verslag van de NOS: ‘Ik heb toen bewust niets gezegd over de heer Aboe Taleb, waarbij dat niet mogelijk is.’
Even later (2:59:45) doet Rutte de vraag van Cohen, wat hij zou doen als het om een Marokkaans lid van het kabinet ging, en niet een Zweeds, af met de opmerking dat ‘een Marokkaanse nationaliteit überhaupt niet opgegeven’ kan worden. En de kranten bauwen dit weer na zonder het te checken: de Marokkaanse overheid ‘verbiedt’ het.
Helaas, de regering en het parlement zijn in commissie
verkeerd geïnformeerd. (En dat had voorkomen kunnen worden als ze eens wat vaker
Hoeiboei lazen.) In 2007 dook ik voor deze site in de
Marokkaanse nationaliteitswet om te kijken of het echt zo is dat een geëmigreerde Marokkaan niet van zijn nationaliteit af kan. Welnu, de conclusie luidt: Marokkaanse Nederlanders kunnen wel degelijk assimileren. Als ze maar willen en durven.
Volgens artikel 19, eerste lid, van de
code de la nationalité marocaine uit 1958 kunnen meerderjarige Marokkanen die vrijwillig een buitenlandse nationaliteit verworven hebben, via een beschikking toestemming krijgen voor het opgeven van hun Marokkaanse nationaliteit. De artikelen 25 tot en met 29 beschrijven de te volgen procedure.
Prominente Marokkanen alhier, zo ook Ahmed Aboe Taleb, en hun helpers bij de overheid en in de media, beweren dat die toestemming nooit wordt gegeven door de koning.
Nou èn, dacht ik, wat let je om een poging te wagen? Op 4 maart 2007 mailde ik het goede nieuws over artikel 19 aan de (toen nog) staatssecretaris en ik verzocht hem de aanvraag in werking te stellen om zo het goede voorbeeld te geven aan landgenoten die last hebben van inmenging van de Marokkaanse overheid in hun leven. (Omdat je de tot slachtofferisme geneigde medemens altijd moet geruststellen dat je ze niet aanvalt, voegde ik er geheel ten overvloede aan toe dat ik niet aan zijn loyaliteit twijfelde.)
‘Ik ben ervan overtuigd’, schreef ik, ‘dat het in het belang van de Marokkaanse Nederlanders is als u uit vrije wil een daad stelt door van dubbel in enkel te veranderen. Het zou hen helpen bij hun integratie en het zou het sinds 9/11 verslechterde imago van de Marokkaanse gemeenschap ook internationaal met sprongen verbeteren. Om over hun kansen op de arbeidsmarkt maar niet te spreken, uw portefeuille.’
Aboe Taleb antwoordde op 23 maart 2007:
Geachte mevrouw De Wit,Ik dank u voor uw bericht over mijn dubbele nationaliteit. Het geeft mij de gelegenheid om enkele misverstanden recht te zetten.
In tegenstelling tot wat in uw e-mail en in het door u aangehaalde weblog staat geschreven, kan iemand niet zelf om intrekking van de Marokkaanse nationaliteit vragen. Wel kan de Marokkaanse regering die nationaliteit intrekken. Maar van deze mogelijkheid wordt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen gebruik gemaakt. Voor zover mij nu bekend is, heeft de Marokkaanse regering slechts eenmaal de nationaliteit van
iemand ingetrokken, wat overigens op een later moment weer ongedaan is gemaakt.
Uitgangspunt voor de Marokkaanse overheid is en blijft dat Marokkanen hun nationaliteit niet kunnen verliezen.
Als u kijkt naar wat ik de afgelopen jaren heb gedaan, dan hoop ik dat daaruit voor u duidelijk wordt dat mijn loyaliteit bij Nederland ligt.
Tot zover het antwoord van de staatssecretaris.
Nog dezelfde dag mailde ik terug dat het van tweeën één is: als Aboe Taleb gelijk heeft, dan zou de Marokkaanse wet ongelijk hebben. Of de wet wordt in dat land niet gehandhaafd. Wil hij dit gewaagde standpunt voor zijn rekening nemen?
Ik plakte mijn vertaling van de relevante wetsartikelen eronder en stelde hem een aantal vragen.
1. Hoe rijmt u de actieve formulering in artikel 25 van de
code de la nationalité marocaine, waarin wordt gesteld dat in het buitenland genaturaliseerde Marokkanen ‘een aanvraag’ kunnen indienen voor afstand doen van hun Marokkaanse nationaliteit, met uw bewering dat ‘men niet zelf om intrekking’ kan vragen en dat alleen de Marokkaanse overheid dat kan? Op welk Marokkaans wetsartikel beroept u zich bij uw interpretatie?
2. Bent u op de hoogte van artikel 19 van genoemde code? En dan met name lid 5, waarin wordt gesteld dat Marokkanen in buitenlandse publieke of legerdienst zes maanden de tijd krijgen om ontslag te nemen – en indien ze het bevel daartoe van de Marokkaanse overheid negeren, wordt hun Marokkaanse nationaliteit automatisch ingetrokken. Ik ben geen jurist, maar mij schijnt het toe dat uw Marokkaanse nationaliteit u reeds afgenomen had moeten worden toen u wethouder werd in Amsterdam, of mogelijk al daarvoor (afhankelijk van hoe de Marokkaanse overheid aankijkt tegen uw dienstverband bij de SER en het CBS).
3. Of heeft u wellicht bij de Marokkaanse regering een beroep gedaan op ontheffing krachtens artikel 20 van de code, zonder dat wij in Nederland dit wisten? Daarin staat dat de in artikel 19 genoemde beschikking tot het intrekken van de Marokkaanse nationaliteit kan worden herroepen als blijkt dat de betrokkene onmogelijk kan aftreden.
Ik dankte de staatssecretaris bij voorbaat voor het beantwoorden van deze moeilijke, maar belangrijke vragen.
Er kwam geen antwoord.
Op 27 juli 2007 deed ik een nieuwe poging.
Ik feliciteerde Abou Taleb met de onderscheiding die hij tijdens zijn vakantie in Al Hoceima van de Marokkaanse koning mocht ontvangen en herinnerde hem aan zijn reputatie van openheid. Daarop meldde de afdeling voorlichting ‘dat de beantwoording van uw nadere vragen nog wel enige tijd zal vergen.’
Het waren geen ‘nadere’ vragen, maar alla. Helaas heb ik niets meer van Aboe Taleb noch de voorlichter vernomen. Tikkeltje te wild, amigos?
Ik begreep er niets van. Hoe kon het dat de Marokkaanse overheid al die tijd had zitten slapen. Ze hadden de polychorische Riffijn jaren geleden moeten denaturaliseren! Met hun eigen wet in de hand! Inmiddels kreeg ik veel reacties op mijn onderzoekje. De snel geërgerde moslim
Madjnun vond dat ik maar moest gaan koken en ‘collectief belachelijk’ moest worden gemaakt omdat ik de termen decreet en beschikking door elkaar haalde. Hij bracht het begrip allégéance perpétuelle ter sprake, de eeuwige trouw die moslims, gedwongen, aan hun land, geloof en koning moeten schenken, de diepere reden dat een Marokkaan nooit van zijn nationaliteit af kan. Deze eeuwigdurende verbintenis zou beschreven staan in een internationaal verdrag uit 1880, en internationale verdragen staan boven nationale wetten.
De allégeance perpétuelle wordt in de slotbepalingen van de code de la nationalité marocaine omschreven als een fundamenteel en constant principe van het binnenlandse recht: niemand mag van nationaliteit veranderen zonder uitdrukkelijke toestemming van het
wettig gezag van Marokko.
Een uitzondering op dit principe bestaat in artikel XV van het Verdrag van Madrid van 3 juli 1880, waarin wordt gesteld dat een reeds in den vreemde genaturaliseerde onderdaan van Marokko, die terugkeert, zal moeten kiezen: óf hij onderwerpt zich geheel aan de wetten van het koninkrijk óf hij verlaat het land.
Eén van de weinige Marokkaanse specialisten op het gebied van internationaal privaatrecht, Khalid Berjawi van de universiteit van Souissi-Rabat, zegt in een op diverse weblogs overgenomen
interview met de Marokkaanse krant
Le Soir Echos dat de eeuwige trouw slaat op de koning, de
commandant van de gelovigen. Om deze band te begrijpen, moeten we terug naar het verleden. Tot de kolonisatie betekende het begrip nationaliteit niets in de moslimwereld. ‘Je had aan de ene kant het gebied van de islam en aan de andere kant het gebied van de ongelovigen’, legt Berjawi uit. ‘Waar je bijhoorde, werd eerst en vooral bepaald door het geloof.’
Na hun onafhankelijkheid moesten de moslimlanden het nationaliteitsbegrip in hun manier van denken opnemen, maar echt soepel ging dat niet. ‘Daar komt nog bij dat de grondwet van alle islamitische landen unaniem bevestigt dat de islam staatsgodsdienst is; de sharia is verweven met hun rechtssysteem.’ Dit aspect van de Marokkaanse grondwet kan en mag nooit veranderd worden, zegt diezelfde grondwet. 99 procent van de Marokkanen is althans officieel soennitisch moslim, zij dienen te geloven dat de Koran het
ongeschapen, onveranderlijke woord van Allah is. Mino’s,
moslims in name only, durven hier niet voor uit te komen.
De allégeance perpétuelle staat volgens Berjawi niet alleen in de wet gegrift, maar geldt als heilig en onschendbaar. Inderdaad wordt ‘in de islamitische wet ieder kind als moslim geboren en zo sterft men ook. Men gaat als Marokkaan het graf in. En in de praktijk is er geen enkele ontheffing mogelijk,
zelfs al voorziet de wet daarin.’ [cursivering BdW]
Verlies van de Marokkaanse geboortenationaliteit kan slechts bij zeer hoge uitzondering worden toegestaan en alleen op grond van ‘objectieve criteria’. Sinds de onafhankelijkheid van 1956 is geen enkel geval van ontheffing bekend. ‘In de hele geschiedenis van Marokko,’ preciseert Berjawi, ‘zijn slechts twee uitzonderingen bekend, en dat waren beiden burgers met het joodse geloof.’ [Noot BdW: in de code de la nationalité, alsmede het personen- en erfrecht, nemen joden, nog slechts
minder dan 0,1 procent van de bevolking, een aparte (dhimmi)status in.]
Goed. Deze expert zegt het dus ook: de Marokkaanse overheid laat geen enkele onderdaan ontsnappen. Maar dan is er toch iets dat ik niet begrijp. Waarom durft geen EU-Marokkaan met een beroep op artikel 19 van de nationaliteitswet intrekking aan te vragen bij
M6? Ze klagen toch altijd steen en been over de wurggreep van de koning? Waar zijn ze bang voor? Ze wonen nu in een democratische rechtsstaat die het individu beschermt. Hoe meer Marokkanen in de diaspora dit zouden doen, des te groter de kans dat de internationale media eens boven water brengen welke belangen hiermee gemoeid zijn. En dan zal
de koning uiteindelijk een keer verantwoording moeten afleggen over het niet uitvoeren van zijn eigen wet.
Met een beroep op dat internationale verdrag uit 1880 komt Marokko op den duur niet meer weg. Marokko sloot dit verdrag onder druk van merendeels koloniale mogendheden, Frankrijk, Spanje, Italië, Portugal, de Verenigde Staten, Engeland, Duitsland, Oostenrijk, Denemarken, Zweden, Noorwegen, België en Nederland. Maar het land is inmiddels al meer dan veertig jaar onafhankelijk, het koloniale tijdperk is voorbij. Waarom zich dan nog achter dat verdrag met de
dar al-harb verschuilen?
In een historisch overzicht van verdragen waarin de VS betrokken is, las ik dat de eeuwigdurende verbintenis tot in de negentiende eeuw ook deel uitmaakte van de Amerikaanse wet, maar geleidelijk werd afgeschaft. Artikel XV van het verdrag van Madrid van 1880 wordt in dit overzicht dan ook ‘verouderd en zonder gevolgen’ genoemd.
Vooral dat laatste, zonder gevolgen, is interessant. Dat suggereert dat de juristen die het overzicht samenstelden, van mening zijn dat Marokkanen niet bang meer hoeven te zijn voor de allégeance perpétuelle, lees:
de koning. Een Engelstalig studieboek over nationaliteit en stateloosheid in het internationale recht van Paul Weis (Sijthoff & Noordhoff International, Alphen aan den Rijn, tweede en herziene druk, 1979) beschrijft hoe disputen tussen landen over naturalisaties van geëmigreerde onderdanen die wilden terugkeren, waarna ze in dienst moesten, ertoe hebben geleid dat diverse landen verdragen hebben gesloten om deze oorzaak van conflicten weg te nemen. Er is geen enkele reden voor Marokko (en Turkije,
for that matter) om niet hetzelfde te doen met de landen waar de diaspora woont.
Misschien is dit zelfs al in wording – en anders kan Rutte de volgende stap zetten nu hij weet hoe het zit. Een ANP-bericht van 5 maart 2007:
Onderzoek naar Kamerlid PvdA
DEN HAAG - PvdA-fractievoorzitter Jacques Tichelaar laat onderzoeken of het advieswerk van zijn partijgenoot
Khadija Arib in Marokko ongewenste invloed heeft op haar lidmaatschap van de Tweede Kamer.[…]
PvdA-vicepremier Bos kondigde dit weekeinde aan dat hij overleg wil met landen als Marokko en Argentinië die het hun onderdanen verbieden hun nationaliteit in te ruilen voor een andere. Bos wil dat mensen zelf kunnen kiezen of zij een of meerdere paspoorten hebben.
Ik ga ervan uit dat burgemeester Aboe Taleb hiermee afdoende is ingelicht. Hij weet wat hem te doen staat.
Can do. Waar een wil is, is een weg. Om zich van de tentakels van
Mohammed VI en zijn Stasi-achtige
Amicalesvriendjes te bevrijden, hoeft hij alleen de fiets te pakken en een brief met zijn groene paspoort te bezorgen op het adres Calandstraat no. 11 te Rotterdam, het Marokkaanse consulaat. Wees een vent, Ahmed, en uw landgenoten zullen volgen.
Bernadette de Wit